Examples of using "Skirt" in a sentence and their dutch translations:
De rok is groen.
Hij is een rokkenjager.
Sami vindt Layla's rok leuk.
Ze wast haar rok.
De rode rok is nieuw.
Mijn rok is te lang.
Is die rok niet te kort?
Ze had een rode rok aan.
Waar heb je die rok gekocht?
Waarom is je rok zo kort?
Ze droeg een witte rok.
Wanneer heeft Maria die rok gekocht?
Mary droeg een korte rok.
Die rok staat je goed.
Ik zoek een warme, wollen rok.
Het hemd is nader dan de rok.
Haar rok is geel met polkadots.
Deze rok is een beetje te strak.
Mary kocht een rok en een blouse.
- Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
- Wat zou ik aandoen: een broek of een rok?
Onder die hoepelrok zaten 24 camera's
Ze maakte een rok van haar oude jurk.
Gisteren heeft Maria die rok gekocht.
Wie was het die gisteren deze rok kocht?
Deze rok bevalt mij, mag ik hem even passen?
Ze droeg een groene jas met een bijpassend minirokje.
Ze was gekleed in een rood bloesje en een zwarte rok.
Je draagt geen rode minirok naar een begrafenis.
Een tractor met achteraan een grote, witte hoepelrok.