Translation of "Television" in Dutch

- You're on television.
- They're on television.

- U bent op tv.
- Ze zijn op de televisie.

- I watch television.
- I am watching television.

Ik kijk tv.

I watch television.

Ik kijk tv.

Don't watch television.

- Kijk geen televisie.
- Kijk geen televisie!

We watch television.

Wij kijken tv.

They're on television.

Ze zijn op de televisie.

You're on television.

Je bent op tv.

- My mother hates watching the television.
- My mother hates watching television.
- My mother hates to watch television.
- My mother hates to watch the television.

Mijn moeder haat televisiekijken.

They were watching television.

Zij keken tv.

Do you watch television?

Kijk je televisie?

Children like watching television.

Kinderen houden van tv-kijken.

The television is broken.

- De tv is kapot.
- De televisie is kapot.

Because they're watching television.

- Omdat zij teevee aan het kijken zijn.
- Omdat ze naar de televisie zitten te kijken.

You can watch television.

Jullie kunnen tv kijken

My brother watches television.

Mijn broer kijkt tv.

I want this television.

Ik wil deze televisie.

This is a television.

Dit is een tv.

The television is off.

De televisie staat uit.

Italian television is useless.

Italiaanse televisie is nutteloos.

My television is broken.

- Mijn tv is kapot.
- Mijn televisie is kapot.

Tom is watching television.

- Tom kijkt tv.
- Tom kijkt televisie.

He never watches television.

Hij kijkt nooit televisie.

Tom watches too much television.

- Tom kijkt te veel tv.
- Tom kijkt te veel televisie.

I want to watch television.

Ik wil tv kijken.

The television is brand new.

Het televisietoestel is splinternieuw.

Television is ruining family life.

Televisie verpest het gezinsleven.

This television set is heavy.

Dit televisietoestel is zwaar.

I watch television every day.

Ik kijk iedere dag televisie.

He watches television before studying.

- Hij kijkt televisie voordat hij gaat studeren.
- Hij kijkt televisie alvorens te studeren.

Please turn the television on.

Gelieve de televisie aan te zetten.

They have sold the television.

Ze hebben de tv verkocht.

He's switched the television on.

Hij heeft de televisie ingeschakeld.

I saw you on television.

Ik zag je op tv.

- I do not watch television.
- I don't watch TV.
- I don't watch television.

- Ik kijk geen tv.
- Ik kijk niet naar de televisie.

- The television doesn't work.
- The television isn't working.
- The telly's not working.
- The television's not working.
- The television set's not working.
- The telly isn't working.
- The television set isn't working.

De tv werkt niet.

- Don't watch TV.
- Do not watch television.
- Do not watch TV.
- Don't watch television.

Kijk geen televisie!

- There's nothing on TV.
- Nothing's on TV.
- Nothing's on television.
- There's nothing on television.

Er is niets op tv.

It's time you stopped watching television.

Het is tijd dat je stopt met televisie kijken.

Television helps us widen our knowledge.

Televisie helpt ons onze kennis te verruimen.

Does he watch television every day?

Kijkt hij iedere dag tv?

May I turn on the television?

Mag ik de televisie aanzetten?

I'm reading. Turn the television off.

- Ik lees. Zet de televisie af!
- Ik lees. Zet de televisie uit!

I watch television with my daughter.

Ik kijk tv met mijn dochter.

My mother does not like television.

Mijn moeder houdt niet van televisiekijken.

- You're on television.
- You're on TV.

- Je bent op tv.
- U bent op tv.
- Jullie zijn op tv.

- I'll watch television.
- I'll watch TV.

Ik ga tv kijken.

MR: We host two television shows.

MR: We presenteren twee tv-programma's.

- I watch television.
- I'm watching TV.

Ik kijk tv.

- I'm watching TV.
- I'm watching television.

- Ik kijk tv.
- Ik kijk naar de televisie.

Television programs are interspersed with commercials.

Tv-programma's bevatten reclame.

My mother hates watching the television.

Mijn moeder haat televisiekijken.

I watch television twice a week.

Ik kijk twee keer per week televisie.

- Please turn on the television.
- Please turn the television on.
- Please turn on the TV.

Gelieve de televisie aan te zetten.

- The television doesn't work.
- The TV doesn't work.
- The television isn't working.
- The telly's not working.
- The television's not working.
- The television set's not working.
- The telly isn't working.
- The television set isn't working.

De tv werkt niet.

- He turned on the television.
- He's switched the telly on.
- He switched on the telly.
- He's switched the television on.
- He switched on the television.

Hij heeft de televisie ingeschakeld.

Turn off the television. I can't concentrate.

Zet de televisie uit. Ik kan me niet concentreren.

I fall asleep easily while watching television.

Ik val makkelijk in slaap wanneer ik tv kijk.

There is a television in the room.

Er is een televisie in deze kamer.

There is a television in my room.

Er staat een televisie in mijn kamer.

Do you think television does children harm?

Denkt ge dat tv-kijken slecht is voor kinderen?