Examples of using "Teenagers" in a sentence and their dutch translations:
Wij zijn tieners.
We zijn geen tieners meer.
Een van de jongeren schreeuwde.
Tom en Maria zijn tieners.
- Jongeren tussen tien en twintig zijn Gods straf voor seks.
- Tieners zijn Gods straf voor seks.
Uit het rapport bleek dat veel tieners verslaafd zijn aan alcohol.
Een groep tieners heeft me van mijn geld beroofd.
Hebben de tieners nog altijd seks op de achterbank van de auto?
Tom werd populair onder de tieners zodra hij zijn debuut maakte op het witte doek.