Translation of "Having" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Having" in a sentence and their dutch translations:

- We are having breakfast.
- We're having breakfast.

- We ontbijten.
- We hebben ontbijt.

- We are having lunch.
- We're having lunch.

We zijn aan het lunchen.

- We are having dinner.
- We're having dinner.

We zijn aan het dineren.

- We're having a barbie.
- We're having a barbecue.

We zijn aan het barbecueën.

I'm having rice.

- Ik eet rijst.
- Ik ben rijst aan het eten.

I'm having soup.

Ik eet soep.

- I am having a nap.
- I'm having a kip.

Ik ben aan het dutten.

- We are having a meeting.
- We're having a meeting.

- We zijn aan het vergaderen.
- We zitten in een vergadering.

- Are you having fun?
- Are you guys having any fun?

Amuseren jullie je?

Not having had children.

Dat ik geen kinderen heb.

She is having dinner.

Ze soupeert.

Are you having fun?

Amuseren jullie je?

I'm having a blast.

Ik vermaak me mateloos.

I was having lunch.

Ik was aan het lunchen.

Tom is having lunch.

Tom is aan het lunchen.

I'm having a snack.

Ik neem wat lekkers.

- They seem to be having fun.
- They look like they're having fun.

- Ze lijken zich goed te amuseren.
- Het lijkt erop dat ze zich goed amuseren.

Father is having a bath.

- Papa zit in bad.
- Papa is aan het baden.

He denied having met her.

- Hij ontkende haar ontmoet te hebben.
- Hij ontkende dat hij haar ontmoet had.

I am having a shower.

- Ik neem een stortbad.
- Ik neem een douche.

We've been having good weather.

We hebben goed weer gehad de afgelopen tijd.

He is having lunch now.

Hij is nu lunch aan het eten.

I've been having strange dreams.

De laatste tijd droom ik raar.

We're having difficulty finding Tom.

We hebben het moeilijk om Tom te vinden.

They mentioned having been there.

Ze vermeldden dat ze daar geweest zijn.

She was having her period.

Ze was ongesteld.

What are we having today?

Wat gaan we hebben vandaag?

Are you guys having problems?

Hebben jullie problemen?

I admit having done wrong.

Ik geef toe dat ik een fout heb gemaakt.

She denied having met him.

Ze ontkende dat ze hem ontmoet had.

I regret having said so.

Het spijt mij dat ik dat gezegd heb.

She is having lunch now.

Ze zit net aan het middagmaal.

Tom regretted having done that.

Tom had er spijt van dat hij dat gedaan had.

We're having a good time.

We hebben het naar ons zin.

They are having a chat.

Ze zijn aan het kletsen.

having surrogates go out and say,

Hij liet anderen verkondigen

Are you having a good day?

heb je een goede dag?

If you're having a good day,

Als je een goede dag hebt,

When it came to having kids,

Ik dacht dat bij kinderen

And having lost a childhood friend,

en ook ooit een jeugdvriend verloor -

I feel like having a drink.

- Ik zou wat willen drinken.
- Ik heb zin om iets te drinken.
- Ik heb zin in een drankje.

We will soon be having snow.

We zullen binnenkort sneeuw krijgen.

What about having fish for dinner?

Wat vind je van vis voor het avondeten?

We're having a party next Saturday.

We hebben een feest volgende zaterdag.

I like having plenty to do.

Ik heb graag veel te doen.

What miserable weather we're having today!

Wat voor een snertweer vandaag!

Are you guys having any fun?

Amuseren jullie je?

We're having a barbecue next Saturday.

De volgende zaterdag houden we een barbecue.

I remember having seen her somewhere.

Ik herinner me dat ik haar ergens gezien heb.

They are having a party tomorrow.

Ze hebben een feest morgen.

I was having dinner with Tom.

Ik was met Tom aan het dineren.

Tom is having a panic attack.

Tom heeft een paniekaanval.

- I'm eating lunch.
- I'm having lunch.

Ik ben aan het lunchen.

They're having a dispute about money.

Ze hebben ruzie over geld.

Even Tom was having fun today.

Zelfs Tom had plezier vandaag.

We're having a problem with pigeons.

We hebben een duivenprobleem.

We're still having those same problems.

We hebben nog steeds dezelfde problemen.

They seem to be having fun.

Ze lijken plezier te hebben.

- I'm eating breakfast.
- I'm having breakfast.

Ik ben aan het ontbijten.

Happiness isn't merely having many possessions.

Gelukkig zijn is meer dan het hebben van vele bezittingen.

He apologized for having offended her.

Hij excuseerde zich omdat hij haar beledigd had.

They look like they're having fun.

Het lijkt erop dat ze zich goed amuseren.

Having finished his work, he left.

Nadat hij klaar was met zijn werk, ging hij uit.

Tom is having an allergic reaction.

Tom heeft een allergische reactie.

Tom is having a rough week.

Tom heeft een moeilijke week.

He's having trouble with his ears.

Hij heeft problemen met zijn oren.