Examples of using "Shorter" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben kleiner dan jij.
- Ik ben kleiner dan u.
Je bent kleiner dan ik.
Hij is kleiner dan Tom.
Hij is kleiner dan zijn broer.
- Ik ben kleiner dan jij.
- Ik ben kleiner dan u.
Hij is een beetje kleiner dan ik.
Gij zijt niet kleiner dan ik.
- Kort deze zin een beetje in.
- Maak deze zin een beetje korter.
significant korter was dan dat van bomen,
- Tom is drie inch korter dan Mary.
- Tom is drie duim kleiner dan Maria.
Zij is een kop kleiner dan ik.
Je bent wat kleiner dan Tom, is het niet?
Tom is maar een beetje kleiner dan jij.
Ze is kleiner dan ik.
Had ik meer tijd gehad, dan had ik een kortere brief geschreven.
In de winter wordt het vroeg donker.
Als haar neus een beetje korter was, zou ze best knap zijn.
Als je ons wat boeken brengt, gaat de tijd voor ons sneller voorbij.
- Mijn broer is twee jaar ouder dan ik, maar hij is drie centimeter kleiner.
- Mijn broer is twee jaar ouder dan ik, maar is drie centimeter korter.
Je mag eens zien hoe het is aan het kortere eind van het spectrum."
"Zou je het zo kunnen knippen?" "Een beetje korter van voren en wat langer opzij graag."
Als een object zich van de aarde af beweegt, is het licht dat het uitstraalt in langere golflengtes te zien. Als een object zich naar de aarde toe beweegt, is het licht dat het uitstraalt in kortere golflengtes te zien.