Translation of "Ship" in Dutch

- Abandon ship!
- Abandon ship.

Verlaat het schip.

Ship ahoy!

- Schip ahoi!
- Schip in zicht!

Abandon ship!

Verlaat het schip!

- The ship is sinking.
- The ship is sinking!

Het schip zinkt!

The ship sank.

Het schip is gezonken.

- Rats leave a sinking ship.
- Rats desert a sinking ship.

De ratten verlaten het zinkend schip.

The ship is sinking.

Het schip zinkt!

The ship dropped anchor.

Het schip gooide zijn anker uit.

Where is the ship?

Waar is het schip?

Tom boarded the ship.

- Tom ging aan boord.
- Tom is aan boord gegaan.

- Suddenly, the captain left the ship.
- Suddenly, the captain abandoned the ship.

Plots verliet de kapitein het schip.

They abandoned the sinking ship.

Ze verlieten het zinkende schip.

The ship was at sea.

Het schip was op zee.

Every ship needs a captain.

Elk schip heeft een kapitein nodig.

The crew abandoned the ship.

De bemanning verliet het schip.

Their ship struck a rock.

Uw schip is tegen een rots gevaren.

The pirates boarded the ship.

De piraten gingen aan boord van het schip.

The ship is sailing north.

- Het schip vaart naar het noorden.
- Het schip vaart noordwaarts.

- The ship is bound for Finland.
- The ship is on its way to Finland.

Het schip is onderweg naar Finland.

- They warned the ship of the danger.
- They warned the ship about the danger.

Zij waarschuwden het schip voor een gevaar.

- The ship went through the Suez Canal.
- The ship sailed through the Suez Canal.

- Het schip vaarde door het Suezkanaal.
- Het schip voer door het Suezkanaal.

The goods were transported by ship.

De goederen werden met het schip vervoerd.

He is on board the ship.

Hij is aan boord van het schip.

The ship crashed on the rocks.

Het schip liep te pletter op de rotsen.

We saw another ship far ahead.

We zagen nog een schip in de verte.

The ship disappeared beyond the horizon.

Het schip verdween achter de horizon.

The ship sank in the sea.

Het schip zonk in zee.

Who's the captain of this ship?

Wie is de kapitein van dit schip?

Our ship was approaching the harbor.

Ons schip naderde de haven.

The ship went up in flames.

Het schip ging in vlammen op.

This ship is bound for Vancouver.

Dit schip vaart naar Vancouver.

They named the ship the Mayflower.

Ze noemden het schip "Mayflower".

The ship passed under the bridge.

Het schip passeerde onder de brug.

- Do you see a ship on the horizon?
- Can you see a ship on the horizon?

Zie je een schip aan de horizon?

We saw a white ship far away.

We hebben een wit schip in de verte gezien.

The ship is now in the harbor.

Het schip is nu in de haven.

The ship transports raw materials from Indonesia.

Het schip vervoert grondstoffen vanuit Indonesië.

The ship was flying the American flag.

Het schip voer de Amerikaanse vlag.

A big ship appeared on the horizon.

Een groot schip kwam tevoorschijn aan de horizon.

The ship went through the Suez Canal.

- Het schip vaarde door het Suezkanaal.
- Het schip voer door het Suezkanaal.

There are many rats on the ship.

Er zijn veel ratten op het schip.

The ship will cross the equator tonight.

Het schip zal vannacht de evenaar kruisen.

We're going to search the whole ship.

We gaan de boot volledig doorzoeken.

No one was on board the ship.

Er was niemand aan boord van het schip.

A large ship appeared on the horizon.

Een groot schip kwam tevoorschijn aan de horizon.

Captains have responsibility for ship and crew.

De kapiteins zijn verantwoordelijk voor schip en bemanning.

The ship sailed through the Suez Canal.

- Het schip vaarde door het Suezkanaal.
- Het schip voer door het Suezkanaal.

- I went aboard.
- I boarded the ship.

Ik ben aan boord gegaan.

Tom was a stowaway on a ship.

Tom was een verstekeling op een schip.

I name this ship the Queen Elizabeth.

Ik noem dit schip "de Koningin Elizabeth".

The ship was unloaded at the port.

Het schip werd gelost in de haven.

I'll meet you back on the ship.

We zien elkaar op het schip.