Examples of using "Rang" in a sentence and their dutch translations:
- Het rinkelde.
- Het heeft gerinkeld.
Ze belde.
De bel ging.
- De telefoon ging.
- De telefoon rinkelde.
Toms deurbel ging.
De telefoon rinkelde herhaaldelijk.
- De telefoon ging weer.
- De telefoon ging opnieuw.
- De telefoon rinkelde opnieuw.
Ik belde aan.
De telefoon ging twee keer.
De telefoon ging een paar keer over.
De bel ging.
Zij belde me op om middernacht.
Iemand heeft gebeld.
Ik keek naar de televisie toen de telefoon belde.
De telefoon ging behoorlijk lang over.
De telefoon ging, maar niemand nam op.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Ik was nog maar net thuis en toen ging de telefoon.
Toen ik aan mijn middagmaal bezig was, ging de telefoon.
Ik keek naar de televisie toen de telefoon belde.
Ik keek naar de televisie toen de telefoon belde.
De deurbel ging.
Hij stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging.
Ik was nog maar net thuis en toen ging de telefoon.
Toen de telefoon ging, sprong hij uit bed.
De telefoon ging over terwijl ik onder de douche stond.
Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.
Die man die een uur geleden belde, was Frank.
Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.
Ik wou net naar buiten gaan, toen de telefoon ging.
De telefoon ging juist toen zij op het punt stond te vertrekken.
Hij stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging.
De telefoon gaat over.
Ik was nog maar net thuis en toen ging de telefoon.
Je telefoon rinkelde verschillende keren terwijl je onder de douche stond.
Hij belde en zij antwoordde.
Iemand heeft voor u gebeld tien minuten geleden.
Hij belde me op om middernacht.
Ze was al gaan slapen toen ik haar om 11 uur 's avonds opbelde.
Zij belde me in het midden van de nacht op.