Examples of using "Pie" in a sentence and their dutch translations:
De taart is vers.
Hoe was de taart?
Zij heeft een taart gebakken.
Tom heeft een taart meegebracht.
Tom heeft een taart gebakken.
Neem alsjeblieft wat taart.
Mijn vrouw houdt van appeltaart.
Snijd de taart in punten.
Dat is een fluitje van een cent.
Kate heeft een appeltaart gebakken.
Zij heeft een appeltaart gebakken.
Heb je ooit bananentaart gegeten?
Wilt ge nog een stuk taart?
Wil er iemand nog wat taart?
Wil er iemand nog wat taart?
Heb je een bananentaart gegeten?
We sneden de taart in tweeën.
Ik zou graag appeltaart willen eten.
Tom wil een stukje appeltaart eten.
Wilt u nog een stuk gebak?
De taart is heerlijk.
Heb je ooit bananentaart gegeten?
Zou u nog een stuk taart willen?
Wie heeft dit gebak gemaakt?
Tom haalde de taart uit de oven.
We plukten appels om een appeltaart te kunnen bakken.
Door hun geintje kan ik niet in mijn bed kruipen, de schoften!
We plukten appels om een appeltaart te kunnen bakken.
Wil je een stuk taart?
Hoeveel taart is er nog over?
Ga je dat stuk taart opeten?
Het was een makkie.
Hou je van appeltaart?
Neem je nog meer gebak?
Het is heel gemakkelijk!
De appeltaart van zijn tante was heerlijk, dus hij nam een tweede portie.
- Dat is kinderspel.
- Het is een fluitje van een cent.
- Dat is een fluitje van een cent.