Translation of "Baked" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Baked" in a sentence and their dutch translations:

- She baked cookies.
- She baked biscuits.

Zij heeft koekjes gebakken.

- She baked cookies.
- She baked biscuits.
- She baked some biscuits.
- She made some biscuits.

Zij heeft koekjes gebakken.

She baked bread.

Ze heeft brood gebakken.

Tom baked bread.

Tom bakte brood.

I baked bread.

- Ik bakte brood.
- Ik heb brood gebakken.

She baked cookies.

Zij heeft koekjes gebakken.

Tom baked three pies.

Tom heeft drie taarten gebakken.

She baked a pie.

Zij heeft een taart gebakken.

Tom baked a pie.

Tom heeft een taart gebakken.

I baked some cupcakes.

Ik heb wat cupcakes gebakken.

I baked butter cookies.

- Ik bakte boterkoekjes.
- Ik heb boterkoekjes gebakken.

She baked me a cake.

- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.

She baked an apple pie.

Zij heeft een appeltaart gebakken.

I baked him some brownies.

Ik heb wat brownies voor hem gebakken.

- I baked cookies.
- I made cookies.

- Ik heb koekjes gemaakt.
- Ik maakte koekjes.

- I made cookies.
- I baked some cookies.

Ik maakte koekjes.

Did you try the cake that Tom baked?

Heb je de cake geprobeerd die Tom heeft gebakken?

At the same time, I baked a cake.

Ik was cake aan het bakken.

- She made me a cake.
- She baked me a cake.

Ze heeft voor mij een cake gebakken.

He baked her a red cake shaped like a heart.

Hij bakte een rode cake voor haar in de vorm van een hart.

- Mom made a cake for my birthday.
- Mom baked a cake for my birthday.

Mamma had een taart voor mijn verjaardag gebakken.

- I bought fresh bread.
- I bought some fresh bread.
- I've bought some freshly baked bread.

Ik heb vers brood gekocht.