Translation of "Mom" in Dutch

0.035 sec.

Examples of using "Mom" in a sentence and their dutch translations:

Mom! Hurry!

Mamma! Schiet op!

Thanks, Mom.

Dankjewel, mama!

- Mom spread the table.
- Mom set the table.

Mama heeft de tafel gedekt.

Good night, Mom.

- Welterusten, mama.
- Goede nacht, mama.

Fuck your mom.

Neuk je moeder.

Happy birthday, Mom.

Fijne verjaardag, mama.

- Even my mom knows.
- Even my mom knows it.

Zelfs mijn moeder weet het.

I miss my mom.

Ik mis mijn moeder.

And your mom also.

En je moeder ook.

Fuck your mom, bitch.

Neuk je moeder, slet.

Looks like his mom.

Zij ziet eruit als zijn moeder.

Sami trusted his mom.

Sami vertrouwde zijn moeder.

Sami called his mom.

Sami belde zijn moeder.

Sami's mom is Catholic.

Sami's moeder is katholiek.

- that's right, mom was right -

-- ja, moeder had gelijk --

The mom was doing great,

De moeder deed het goed,

- Good night, Mom.
- Goodnight, Mother.

- Welterusten, mama.
- Goede nacht, mama.

Mom made lunch for us.

Moeder maakte ons middageten klaar.

Mom is making a cake.

Mama is een taart aan het maken.

Mom, Tom ate my cookie.

Mama, Tom heeft mijn koekje opgegeten!

Look, Mom, I'm on Tatoeba!

Kijk ma, ik ben op Tatoeba!

Mom is older than Dad.

Mama is ouder dan papa.

That's what my mom said.

Dat is wat mijn moeder zei.

Mom, hurry up! Everyone's waiting.

- Snel, mama! Iedereen is aan het wachten!
- Mam, schiet op! Iedereen wacht op je!
- Mam, schiet op! Iedereen wacht op ons!

Mom, look what I found.

Mam, kijk wat ik heb gevonden.

- Where is mom?
- Where's mommy?

Waar is mamma?

His mom is quite disagreeable.

Zijn moeder is nogal onaangenaam.

- Looks like his mom.
- Looks like her mom.
- She looks like his mother.

- Zij ziet eruit als haar moeder.
- Zij ziet eruit als zijn moeder.

- Mom, I'm hungry.
- Mom, I am hungry.
- Mum, I am hungry.
- Mum, I'm hungry.

Ma, ik heb trek.

- Mom made a cake for my birthday.
- Mom baked a cake for my birthday.

Mamma had een taart voor mijn verjaardag gebakken.

Mom and baby were doing great.

Moeder en kind deden het goed.

I'm sure Mom will get mad.

Ik ben zeker dat mama kwaad zal zijn.

Mom let the children eat cookies.

Mama liet de kinderen koekjes eten.

My mom works in a factory.

- Mijn mama werkt in een fabriek.
- Mijn moeder werkt in een fabriek.

Mom often said time is money

Moeder zei dikwijls, dat tijd geld is.

She doesn't look like her mom.

Ze lijkt niet op haar moeder.

Mom, there is nothing to eat.

Mama, er is niets om te eten.

My mom was a wonderful woman.

- Mijn moeder was een wonderbare vrouw.
- Mijn moeder was een geweldige vrouw.

- Mom, I'm hungry.
- Mum, I'm hungry.

- Ma, ik heb honger.
- Ma, ik heb trek.

Mom, I don't want to go!

Mam, ik wil niet gaan!

Mom was busy with her sewing.

Mama was bezig met haar naaiwerk.

My mom helps me a lot.

Mijn moeder helpt mij veel.

Don't forget to call your mom.

Vergeet niet uw moeder te bellen!

"Where's mom?" "She's in the kitchen."

"Waar is mam?" "Ze is in de keuken."

- You're the best mom in the world.
- You're the best mom in the whole world!

Jij bent de beste mama ter wereld!

- I love my mum.
- I want my mommy.
- I love my mom.
- I want my mom.

Ik hou van mijn moeder.

And most recently, I became a mom,

En meest recentelijk ben ik moeder geworden,

My mom doesn't speak English very well.

Mijn moeder spreekt niet zo erg goed Engels.

Mom and Dad probably won't get mad.

Mama en papa worden vast niet boos.

That's insane! Your mom speaks six languages?

Dat is waanzinnig! Jouw moeder spreekt zes talen?

Your mom speaks six languages — that's nuts.

Jouw moeder spreekt zes talen -- dat is waanzinnig.

I didn't want my mom to know.

Ik wilde niet dat mijn moeder erachter komt.

Mom bought a pretty doll for me.

Mama kocht een mooie pop voor mij.

- Mom is at work.
- Mom's at work.

Mam is op het werk.

Tom is still living with his mom.

Tom woont nog bij z'n moeder.

Mom, I don't want to wear this.

- Mam, ik wil dit niet aantrekken.
- Mama, ik wil dit niet aan!

Mom made a cake for my birthday.

Mamma heeft voor mijn verjaardag een cake gebakken.

I want to give Mom a plant.

Ik wil een plant aan mama geven.

Mennad's mom has got a new boyfriend.

- Mennads moeder heeft een nieuwe vriend.
- De moeder van Mennad heeft een nieuwe vriend.