Examples of using "Jesus" in a sentence and their dutch translations:
- Hemeltjelief!
- Jezus Christus!
Jezus huilde.
Jezus houdt van je.
- Jezus haat je.
- Jezus haat u.
- Jezus haat jullie.
Bedankt, Jezus.
Jezus was een kapitalist.
Jezus was een timmerman.
Jezus liep op water.
Jezus was een socialist.
Jesus is een plaag.
Christenen geloven in Jesus Christus.
De moslims noemen Jezus "Isa".
Jezus heeft buikspieren van staal.
Jezus werd geboren in Bethlehem.
Jezus veranderde water in wijn.
Jezus Christus bekeerde zich tot het boeddhisme.
Moslims geloven in Jezus en Mohammed.
Hoe wordt Jezus afgebeeld in de Koran?
Hemeltjelief!
- Moslims geloven dat Jezus een boodschapper van God was.
- Moslims geloven dat Jezus Gods boodschapper was.
"In Jezus' naam bid ik, amen. Dit is mijn levensverhaal."