Translation of "Carpenter" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Carpenter" in a sentence and their dutch translations:

- I am a carpenter.
- I'm a carpenter.

Ik ben een timmerman.

I'm a carpenter.

Ik ben een timmerman.

- Tom's a good carpenter.
- Tom is a good carpenter.

Tom is een goede timmerman.

Jesus was a carpenter.

Jezus was een timmerman.

Tom is a carpenter.

Tom is een timmerman.

Tom was a carpenter.

Tom was timmerman.

Are you a carpenter?

- Ben je een timmerman?
- Ben je timmerman?

He is a good carpenter.

Hij is een goede timmerman.

I almost became a carpenter.

- Het scheelde niet veel of ik was timmerman geworden.
- Ik werd bijna timmerman.
- Ik was bijna timmerman geworden.

His father was a carpenter.

Zijn vader was timmerman.

My neighbor is a carpenter.

Mijn buurman is timmerman.

My grandfather is a carpenter.

Mijn grootvader is schrijnwerker.

Tom is a skillful carpenter.

Tom is een bekwame timmerman.

Abraham Lincoln's father was a carpenter by trade.

De vader van Abraham Lincoln was van beroep schrijnwerker.

- A bad workman blames his tools.
- A bad carpenter quarrels with his tools.

Een slechte schrijnwerker geeft de schuld aan zijn gereedschap.