Examples of using "Carpenter" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een timmerman.
Ik ben een timmerman.
Tom is een goede timmerman.
Jezus was een timmerman.
Tom is een timmerman.
Tom was timmerman.
- Ben je een timmerman?
- Ben je timmerman?
Hij is een goede timmerman.
- Het scheelde niet veel of ik was timmerman geworden.
- Ik werd bijna timmerman.
- Ik was bijna timmerman geworden.
Zijn vader was timmerman.
Mijn buurman is timmerman.
Mijn grootvader is schrijnwerker.
Tom is een bekwame timmerman.
De vader van Abraham Lincoln was van beroep schrijnwerker.
Een slechte schrijnwerker geeft de schuld aan zijn gereedschap.