Examples of using "Housework" in a sentence and their dutch translations:
Zij was bezig met het huishouden.
We kwamen overeen het huishoudelijk werk te verdelen.
- Tom hielp Maria met het huiswerk.
- Tom heeft Maria geholpen met het huiswerk.
Ik moest hem helpen met het huishoudelijk werk.
Vandaag heb ik geen huiswerk.
is het gedeelte van de tijd besteed aan huishouden
Tom zou graag willen dat hij niet met het huishouden hoefde te helpen.
Zij was bezig met het huishouden.
Zij was bezig met het huishouden.
Zij was bezig met het huishouden.
Zij was bezig met het huishouden.
- Ik heb vandaag geen huiswerk.
- Vandaag heb ik geen huiswerk.