Examples of using "Gods" in a sentence and their dutch translations:
Goden bestaan.
Er zijn geen goden.
Goden bestaan.
Onze goden zijn dood.
We zijn maar mensen, geen goden.
Zij, van wie de goden houden, sterven jong.
We zijn geen goden, maar gewoon mensen.
We zijn maar mensen, geen goden.
De mens wikt, God beschikt.
Mercurius was de boodschapper van de goden.
Er is niets wat de goden niet zouden kunnen doen.
"Wie de goden liefhebben, die sterft jong," werd in vroeger dagen gezegd.
Ze hebben een geit geofferd ter ere van de goden.
Olympus? Is dat niet waar de Griekse goden uithangen of zo?
of een van de vele andere goden in het Vikingpantheon.
'De goden zullen me binnen uitnodigen, in de dood is er geen zuchten.
Uranus wordt door dichters beschouwd als de oudste der goden.
Volgens de legende ontving hij persoonlijk zijn zwaard van de goden.
De mens wikt, God beschikt.
Wat Jupiter is toegestaan, is het rund nog niet toegestaan.