Examples of using "Englishman" in a sentence and their dutch translations:
Hij is een Engelsman.
"Nee," herhaalde de Engelsman.
Tom is geen Engelsman.
Hij is een Engelsman.
Nee, ik ben een Engelsman.
als Engelsman spreken we daarginds!
Hij is Engelsman, maar woont in India.
Hij is niet Amerikaans maar Engels.
Tom is geen Engelsman.
Neen, ik ben Engels.
Hij is Engelsman, maar woont in India.
Toen de Engelsman deze laatste vraag hoorde, vertrouwde hij zijn oren niet.
Hij is Engelsman, maar woont in India.
Een Engelsman, een Belg en een Nederlander gaan een café binnen en nemen plaats aan de toog. Zegt de barkeeper: "Wacht even, is dit een mop of zo?"