Examples of using "Dream" in a sentence and their dutch translations:
Droom.
Ze dromen.
Het is maar een droom.
Dat was geen droom.
Dromen katten?
Dromen honden?
- De droom is waar geworden.
- De droom is werkelijkheid geworden.
Mijn droom is werkelijkheid geworden.
Ik had een rare droom.
Majoeko heeft vreemd gedroomd.
Majoeko heeft vreemd gedroomd.
Ze had een vreemde droom.
Ze had een aangename droom.
Het was maar een droom.
Ik leef mijn droom.
Waarom dromen we?
Wat is jouw droom?
Ik wil dromen.
Ik heb een droom.
Is dit een droom?
Zijn droom werd bewaarheid.
- Ge doet mij dromen.
- Je doet me dromen.
Was het een droom?
Ik droom in het Frans.
Blijf dromen!
Dit is onze droom.
Dat was geen droom.
- Ik droomde.
- Ik heb gedroomd.
Dat was geen droom.
Droomt ze? Als ze droomt, waar droomt ze dan van?
Zijn droom werd bewaarheid.
Haar droom is om Parijs te bezoeken.
Je beleeft een droom, en de droom eindigt bijna.
Hou je een droomdagboek bij?
Ik heb over hem gedroomd.
Ik had een rare droom vannacht.
of de 'ononderbroken droom'.
De droom is werkelijkheid geworden.
Soms droom ik over thuis.
Haar droom is om Parijs te bezoeken.
Majoeko heeft vreemd gedroomd.
Ik droom nog steeds over Duitsland.
Het was maar een droom.
Ik droom vaak over jou.
Hij was gelukkig om zijn droom te hebben waargemaakt.
Ik had een rare droom.
- Droom je in het Frans?
- Droomt u in het Frans?
- Dromen jullie in het Frans?
Majoeko heeft vreemd gedroomd.
- Ik heb afschuwelijk gedroomd.
- Ik had een vreselijke droom.
Het leven is maar een droom.
Ze is het meisje van mijn dromen.
Ze had een vreemde droom.
Zijn droom is eindelijk werkelijkheid geworden.
Was het slechts een droom?