Examples of using "Carrot" in a sentence and their dutch translations:
Aubergine, wortel, tomaat.
Wortel of banaan?
Het konijn eet de wortel.
Heb je ooit wortelsap gedronken?
Voeg de geraspte wortel toe aan de vulling.
Ik heb echt zin om gajar halwa te eten.
- De haas stal een wortel uit de tuin.
- De haas heeft een wortel uit de tuin gestolen.
De hele nacht is sneeuw gevallen. 's Ochtends hebben de kinderen van het dorp een sneeuwman gemaakt. Een wortel verbeeldt zijn neus.