Examples of using "Arriving" in a sentence and their dutch translations:
Wanneer komt Tom aan?
De trein is in aantocht.
Sommige schepen kwamen uit Europa.
- De vlucht zal vroeg aankomen.
- De vlucht zal vervroegd aankomen.
Ik ga niet weg. Ik kom net aan.
'Ik ga niet weg. Ik kom net aan.'
Toen ik thuiskwam, zag ik dat er ingebroken was.
Toen ik aankwam op het vliegveld belde ik haar.
De trein komt eraan!
Toen ik aankwam op het vliegveld belde ik haar.
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.
Toen ze aan het station kwam, belde ze haar broer.
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.
Keizerlijke garde in Avesnes, wankelde mars aankomst op de 13e
Eenmaal op het station aangekomen, belde ik mijn vriend op.