Translation of "Early" in Dutch

0.027 sec.

Examples of using "Early" in a sentence and their dutch translations:

- Tom's early.
- Tom is early.

Tom is vroeg.

- You are early.
- You're early.

Ge zijt vroeg.

Early to bed, early to rise.

Wie het eerst komt, het eerst maalt.

They're early.

- Ze zijn vroeg.
- Zij zijn vroeg.

I'm early.

Ik ben vroeg.

It's early.

Het is vroeg.

Come early.

Kom vroeg.

- He wakes up early.
- He gets up early.
- He's an early bird.
- He is an early riser.
- He is an early bird.

- Hij is een vroege vogel.
- Hij staat vroeg op.

- Get up early.
- You should get up early.

Sta vroeg op.

- He's getting up early.
- He gets up early.

Hij staat vroeg op.

- Today I got up early.
- Today I woke up early.
- I got up early today.
- I woke up early today.

Vandaag werd ik vroeg wakker.

...it's early winter.

...is het net winter.

You're home early.

Je bent vroeg thuis.

Get up early.

Sta vroeg op.

We're actually early.

Wij zijn zelfs te vroeg.

They left early.

- Ze zijn vroeg vertrokken.
- Zij zijn vroeg vertrokken.
- Ze zijn vroeg weggegaan.
- Zij zijn vroeg weggegaan.

Come home early.

Kom vroeg naar huis.

- He's an early bird.
- He is an early riser.

Hij is een vroege vogel.

- We had an early lunch.
- We ate lunch early.

- We hadden een vroege lunch.
- We hebben vroeg geluncht.

- I got up early yesterday.
- Yesterday I got up early.

Gisteren ben ik vroeg opgestaan.

- I usually wake up early.
- Usually I wake up early.

Ik word gewoonlijk vroeg wakker.

- I got up early today.
- I woke up early today.

Vandaag stond ik vroeg op.

- The early bird catches the worm.
- The early bird gets the worm.
- Early bird gets the worm.

- De morgenstond heeft goud in de mond.
- Morgenstond heeft goud in de mond.

In the early 1960s.

...vroeg in de jaren 60.

I arrived too early.

Ik arriveerde te vroeg.

We must leave early.

We moeten vroeg vertrekken.

I wake up early.

- Ik sta vroeg op.
- Ik word vroeg wakker.

- Come soon.
- Come early.

Kom vroeg.

She gets up early.

Ze staat vroeg op.

We had lunch early.

We hadden een vroege lunch.

I woke up early.

Ik ben vroeg opgestaan.

Summer has come early.

De zomer kwam vroeg.

It's really too early.

Het is al te laat.

Tom came home early.

Tom kwam vroeg thuis.

I get up early.

Ik sta vroeg op.

Jane keeps early hours.

- Jane is een vroege vogel.
- Jane is matineus.

I got up early.

Ik ben vroeg opgestaan.

Tom is very early.

- Tom vertrekt heel vroeg.
- Tom vertrekt zeer vroeg.

He gets up early.

Hij staat vroeg op.

Why is Tom early?

Waarom is Tom vroeg?

Tom got up early.

Tom is vroeg opgestaan.

Tom was up early.

Tom is vroeg opgestaan.

Dad came home early.

Papa kwam vroeg thuis.

- You had best go home early.
- You should go home early.

Je moet vroeg naar huis gaan.

- We are leaving early tomorrow morning.
- We're leaving early tomorrow morning.

We vertrekken morgenochtend vroeg.

- My father is an early riser.
- My father gets up early.

Mijn vader staat vroeg op.

- I will get up early tomorrow.
- I'll get up early tomorrow.

Morgen sta ik vroeg op.

- In general, she is an early riser.
- She usually gets up early.

Normaal gesproken is ze vroeg wakker.

- The early bird catches the worm.
- The early bird gets the worm.

De morgenstond heeft goud in de mond.

- In the winter, it gets dark early.
- In winter night falls early.

In de winter wordt het vroeg donker.

- I have to get up early tomorrow.
- I've got to get up early tomorrow.
- Tomorrow I must get up early.

Ik moet morgen vroeg opstaan.

- I wonder whether Tom left early.
- I wonder if Tom left early.
- I wonder whether or not Tom left early.
- I wonder whether Tom left early or not.

Ik vraag me af of Tom vroeg is vertrokken.

Early evening in southern Africa.

Het is net avond in Zuid-Afrika.

They sound the early warning.

Ze waarschuwen elkaar.

I arrived there too early.

Ik ben er te vroeg aangekomen.

I believe in early rising.

Ik vind vroeg opstaan belangrijk.

She had an early breakfast.

Ze had een vroeg ontbijt.

She always gets up early.

Zij staat altijd vroeg op.

I hate getting up early.

Ik haat vroeg opstaan.

You should get up early.

Je moet vroeg opstaan.

He went to bed early.

Hij ging vroeg naar bed.

She went to bed early.

Ze ging vroeg naar bed.

May I leave early today?

Mag ik vandaag vroeg vertrekken?

My grandfather gets up early.

Mijn grootvader staat vroeg op.

You should go home early.

Je moet vroeg naar huis gaan.