Translation of "Schoen" in Spanish

De hond heeft mijn schoen opgegeten.

El perro se comió mi zapato.

Er zit een steentje in mijn schoen.

- Tengo una piedra en el zapato.
- Hay una piedra en mi zapato.

Wie de schoen past, trekke hem aan.

Si te queda el saco, póntelo.

Ik heb in de brand mijn schoen verloren.

Perdí mi zapato en el incendio.

- Iedereen weet waar de schoen wringt.
- Iedereen weet waar het schoentje wringt.

Cada uno sabe donde le aprieta el zapato.

De schoen die één perfect past, knelt bij de ander. En zo heeft iedereen ook zijn maat van een bevredigend leven.

El zapato que va bien a una persona es estrecho para otra: no hay receta de la vida que vaya bien para todos.