Translation of "Paul" in Spanish

0.010 sec.

Examples of using "Paul" in a sentence and their spanish translations:

Paul praat veel.

Paul habla mucho.

- Ik ben Paul, je kamergenoot.
- Ik ben Paul, jouw kamergenoot.
- Ik ben Paul, jouw flatgenoot.

- Soy Paul, tu compañero de habitación.
- Soy Paul, tu compañero de piso.

- Ik ben Paul, je kamergenoot.
- Ik ben jouw kamergenoot Paul.

Soy Paul, tu compañero de habitación.

- Ik ben Paul, jouw kamergenoot.
- Ik ben Paul, jouw flatgenoot.

Soy Paul, tu compañero de piso.

Paul heeft net gebeld.

Paul acaba de llamar ahora mismo.

Paul heeft droog haar.

Paul tiene cabello seco.

Inktvis Paul had gelijk.

- El pulpo Paul tenía razón.
- El pulpo Paul estaba en lo cierto.

Paul was in Rome geboren.

- Paul nació en Roma.
- Pablo nació en Roma.
- Paul ha nacido en Roma.

Ik ben Paul, jouw kamergenoot.

Soy Paul, tu compañero de habitación.

Ik ben Paul, jouw flatgenoot.

Soy Paul, tu compañero de piso.

Ik ben bijzonder tevreden met Paul hier.

De verdad, me gusta particularmente Paul, ahí mismo.

Paul heeft vorig jaar veel geld verdiend.

Paul ganó mucho dinero el año pasado.

Paul kwam naar Rome om me te begroeten.

Paul vino a Roma a saludarme.

Stel dat Paul McCartney een lid van jouw groep is.

Imagina a Paul McCartney como miembro de tu grupo.

Ik vraag mij af wat er met Paul gebeurd is.

Me pregunto qué le habrá pasado a Paul.

- Hij heeft schulden bij Peter en Paul.
- Hij heeft overal schulden.

Él les debe a Pedro y a Pablo.

Paul is een van de leerlingen die zullen meedoen aan het schaaktornooi.

Paul es uno de los estudiantes que participan en el torneo de ajedrez.