Translation of "Zussen" in Polish

0.003 sec.

Examples of using "Zussen" in a sentence and their polish translations:

Hebben jullie zussen?

Czy ma pan siostrę?

Zijn jullie zussen?

Jesteście siostrami?

Zijn zij zussen?

Są siostrami?

Ze heeft twee zussen.

Ona ma dwie siostry.

Beide zussen zijn blondines.

Obydwie siostry są blondynkami.

Lieve broers en zussen!

Drodzy bracia i siostry!

Hoeveel zussen heeft Tom?

Ile Tom ma sióstr?

Mary en Maki zijn zussen.

Mari i Maki są siostrami.

Heb je broers en zussen?

- Czy masz rodzeństwo?
- Masz rodzeństwo?

Ik heb twee oudere zussen.

Mam dwie starsze siostry.

Ik heb drie broers en zussen.

Mam troje rodzeństwa.

Ik heb geen broers of zussen.

- Nie mam brata lub siostry.
- Nie mam rodzeństwa.

Hoeveel zussen heb je, en hoeveel broers?

Ile masz sióstr, a ilu braci?

Ik hou van m'n broers en zussen.

Kocham moich braci i siostry.

- Zij heeft twee zusters.
- Ze heeft twee zussen.

Ona ma dwie siostry.

- "Heb je broers of zussen?" "Nee, ik ben enig kind."
- "Heb je broers of zussen?" "Neen, ik ben enig kind."

„Masz rodzeństwo?” „Nie, jestem jedynakiem.”

- Ik heb drie broers en zussen.
- Ik heb drie broers.

Mam trzech braci.