Translation of "Ontmoeten" in Italian

- Wil je hem ontmoeten?
- Willen jullie hem ontmoeten?

Vuoi incontrarlo?

Kom iedereen ontmoeten.

- Vieni a conoscere tutti.
- Venga a conoscere tutti.
- Venite a conoscere tutti.

Ik wil Tom ontmoeten.

- Voglio incontrare Tom.
- Io voglio incontrare Tom.
- Voglio conoscere Tom.
- Io voglio conoscere Tom.

Je moet hem ontmoeten.

- Dovresti incontrarlo.
- Dovreste incontrarlo.
- Dovresti conoscerlo.
- Dovreste conoscerlo.
- Dovrebbe conoscerlo.
- Dovrebbe incontrarlo.

Hij wil je ontmoeten.

- Vuole incontrarti.
- Lui vuole incontrarti.
- Vuole incontrarvi.
- Lui vuole incontrarvi.
- Vuole incontrarla.
- Lui vuole incontrarla.
- Vuole conoscerti.
- Lui vuole conoscerti.
- Vuole conoscervi.
- Lui vuole conoscervi.
- Vuole conoscerla.
- Lui vuole conoscerla.

Ik moet Tom ontmoeten.

- Devo incontrare Tom.
- Io devo incontrare Tom.
- Devo conoscere Tom.
- Io devo conoscere Tom.

Ik wil Tom graag ontmoeten.

- Vorrei incontrare Tom.
- Io vorrei incontrare Tom.
- Vorrei conoscere Tom.
- Io vorrei conoscere Tom.
- Mi piacerebbe incontrare Tom.
- A me piacerebbe incontrare Tom.
- Mi piacerebbe conoscere Tom.
- A me piacerebbe conoscere Tom.

We zullen elkaar morgen ontmoeten.

Vi verremo a trovare domani.

Hallo. Aangenaam u te ontmoeten.

Piacere di fare la Sua conoscenza.

- Iedereen wil u ontmoeten, u bent een beroemdheid!
- Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
- Iedereen wil jou ontmoeten, je bent beroemd!

- Tutti ti vogliono conoscere, sei famoso!
- Tutti vogliono conoscerti. Sei famoso!
- Tutti vogliono conoscerti. Sei famosa!

Ik heb je altijd willen ontmoeten.

- Ho sempre voluto incontrarti.
- Ho sempre voluto conoscerti.

Ik ben blij u te ontmoeten.

Sono felice di incontrarvi.

- Een man genaamd mijnheer Itoh wil jou ontmoeten.
- Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.

- Una persona chiamata Itoh vuole incontrarti.
- Una persona chiamata Itoh vuole vederti.

Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.

- Una persona chiamata Itoh vuole incontrarti.
- Una persona chiamata Itoh vuole vederti.

Mijn oude vriend ontmoeten was erg aangenaam.

Incontrare il mio vecchio amico è stato molto piacevole.

Ik heb u altijd al willen ontmoeten.

Ho sempre voluto conoscerti.

Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.

- Potresti incontrarlo.
- Potreste incontrarlo.
- Potrebbe incontrarlo.

We staan op het punt hem te ontmoeten.

- Stiamo per incontrarlo.
- Stiamo per conoscerlo.

Tom zou Maria om 2:30 moeten ontmoeten.

Si suppone che Tom incontri Mary alle 2:30.

Altijd wanneer ze elkaar ontmoeten, hebben ze ruzie.

Ogni volta che si incontrano litigano.

En naar mensen die we nooit dachten te ontmoeten

ci ha fatto conoscere persone che non pensavamo di conoscere

Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.

Ken è andato al parco per incontrare Yumi.

Ik had de eer niet om hem te ontmoeten.

- Non ho avuto l'onore di conoscerlo.
- Non ho avuto l'onore di incontrarlo.

Toen Napoleon terugkeerde uit ballingschap, ging Suchet hem ontmoeten in Parijs.

Quando Napoleone tornò dall'esilio, Suchet andò a incontrarlo a Parigi.

Hij veronderstelde ten onrechte, dat ze gekomen was om hem te ontmoeten.

Lui si sbagliava nel pensare che lei sarebbe venuta a trovarlo.

Eindelijk ontmoeten we elkaar dan! Ik heb hier zo lang op gewacht.

Finalmente ci siamo incontrati! Da quanto aspettavo questo giorno!

- Laten we man tot man met elkaar praten.
- Laten we elkaar persoonlijk ontmoeten.

Parliamone faccia a faccia.

We zoeken de dorpsoudste... ...die me moet ontmoeten om de vaccins in ontvangst te nemen.

Dobbiamo trovare un anziano della tribù che deve incontrarmi per prendere i vaccini.

- Ik moet Tom in het winkelcentrum ontmoeten.
- Ik moet met Tom afspreken bij het winkelcentrum.

Devo andare a incontrarmi con Tom al centro commerciale.

Later, in zijn hotelkamer, dacht hij aan haar, aan dat ze hem morgen waarschijnlijk zou ontmoeten.

Più tardi nella sua camera, lui pensò a lei, al fatto che l'indomani lei, forse, lo avrebbe incontrato.

- Over 3 uur komen we opnieuw samen.
- Over drie uur zien we elkaar weer.
- Over drie uur ontmoeten we elkaar opnieuw.

Ci reincontreremo tra tre ore.

- Hier is een heer die u wenst te ontmoeten.
- Er is hier een heer die je wenst te zien.
- Hier is een heer die je zien wil.

C'è qui un signore che desidera vederla.