Translation of "'we" in Hungarian

0.010 sec.

Examples of using "'we" in a sentence and their hungarian translations:

- We spraken.
- We praatten.
- We hebben gepraat.

Beszélgettünk.

- Kennen we jullie?
- Kennen we je?
- Kennen we jou?
- Kennen we u?

Ismerünk téged?

Met de ogen zien we, kijken we, observeren we en lezen we.

A szemünkkel látunk, nézünk, megfigyelünk és olvasunk.

- We hebben het gehoord.
- We hoorden het.
- We hebben gehoord.
- We hoorden.

Hallottuk.

We weten wat we willen.

Mi tudjuk, mit akarunk.

- We ontbijten.
- We hebben ontbijt.

- Megreggelizünk.
- Éppen reggelizünk.

- We hebben gewandeld.
- We wandelden.

- Sétáltunk.
- Gyalogoltunk.

- We hielden ons stil.
- We hebben ons stil gehouden.
- We zwegen.
- We hebben gezwegen.

Csendben maradtunk.

- Zakken we weg?
- Zijn we aan het zinken?
- Zinken we?

Süllyedünk?

- We zijn verloren.
- We zijn verdwaald.

Eltévedtünk.

- We moeten vertrekken.
- We moeten gaan.

Menni kék.

- We willen gerechtigheid.
- We willen rechtvaardigheid.

Igazságot szeretnénk.

- We zijn omsingeld.
- We zijn omringd.

Körbevettek.

- Laten we weggaan.
- Laten we uitgaan.

Menjünk el.

We doen alles wat we willen.

Mindent megteszünk, amit csak akarunk.

- We beloofden.
- We hebben het beloofd.

Ígértünk.

- We zullen dansen.
- We gaan dansen.

Táncolni fogunk.

- We overleefden.
- We hebben het overleefd.

- Túléltük.
- Életben maradtunk.

We hebben wat we nodig hebben.

Megvan, amire szükségünk van.

- We zijn studenten.
- We zijn leerlingen.

Diákok vagyunk.

- We gaan ervandoor.
- We gaan weg.

Távozunk.

- We zijn er!
- We zijn hier.

Itt vagyunk.

- We gaan morgen.
- Morgen vertrekken we.

Holnap elutazunk.

- We zullen winnen.
- We winnen wel.

- Győzni fogunk.
- Győzni fogunk!

- We hadden plezier.
- We hadden lol.

- Jól éreztük magunkat.
- Jól szórakoztunk.

- We missen jullie.
- We missen je.

Hiányzol nekünk.

- Beginnen we eraan?
- Zullen we beginnen?

- Kezdjük?
- Kezdhetünk?

- We zullen wachten.
- We wachten wel.

Várni fogunk.

- We waren verwittigd.
- We waren gewaarschuwd.

Figyelmeztettek minket.

- We eisen gerechtigheid.
- We eisen rechtvaardigheid.

- Igazságot követelünk!
- Igazságért kiáltunk.

- Laten we doen alsof we buitenaardse wezens zijn.
- Laten we doen alsof we vreemdelingen zijn.

Tegyünk úgy, mintha földönkívüliek lennénk.

We komen.

Jövünk.

We lachten.

- Nevettünk.
- Hahotáztunk.

We onthouden.

Emlékszünk.

We capituleerden.

Megadtuk magunkat.

We wachtten.

- Vártunk.
- Várakoztunk.

We wonnen.

- Nyertünk.
- Győztünk.

We overdreven.

Túloztunk.

We proberen.

Próbálkozunk.

We beginnen!

- Kezdjük!
- Fogjunk hozzá!

We sliepen.

Aludtunk.

We verliezen.

Vesztésre állunk.

Bestaan we?

Létezünk?

We ontbijten.

- Megreggelizünk.
- Reggelizünk.

We leven.

Élünk.

We vastten.

Böjtöltünk.

- We huurden het appartement.
- We huurden de flat.
- We verhuurden het appartement.
- We verhuurden de flat.

Béreltük a lakást.

- We hebben Engels gestudeerd.
- We studeerden Engels.

Tanultunk angolul.

- Kom, we zijn weg.
- Laten we gaan.

- Menjünk!
- Induljunk!

- We verliezen.
- We zijn aan het verliezen.

Vesztésre állunk.

- We zijn aan het zinken.
- We zinken.

Süllyedünk.

- Laten we het onderzoeken.
- Laten we onderzoeken.

Nyomozzunk!

- Laten we gaan eten.
- Laten we eten.

Együnk.

- Kom, we zijn weg.
- Laten we gaan!

- Menjünk!
- Kezdjük el!
- Gyerünk!
- Vágjunk neki!
- Induljunk!

- We hebben Frans geleerd.
- We leerde Frans.

Franciául tanultunk.

- We hebben elkaar gekust.
- We kusten elkaar.

- Megpusziltuk egymást.
- Puszizkodtunk.
- Megcsókoltuk egymást.

- We dansen.
- We zijn aan het dansen.

Táncolunk.

- We hielpen Tom.
- We hebben Tom geholpen.

Segítettünk Tamásnak.

- Kunnen we gaan zitten?
- Mogen we zitten?

Leülhetnénk?

- Laten we schaken.
- Laten we schaak spelen.

Sakkozzunk.

- Laten we honkbal spelen!
- Laten we honkballen!

Játszunk baseballt!

- Hier zijn we dan.
- Hier zijn we!

Itt vagyunk!

We weten niet wat we moeten doen.

Nem tudjuk, mit tegyünk.

- We aten eieren.
- We hebben eieren gegeten.

Megettük a tojásokat.

- We aten wat schildpadsoep.
- We aten schildpaddensoep.

Teknősbékalevest ettünk.

En vaak wanneer we generaliseren, doen we dat niet omdat we bidden.

és legtöbbször nem azért általánosítunk, mert imádkozunk.

Als we het mis hebben... ...erkennen we dat en corrigeren we dat.

Ha tévedünk, majd elismerjük a hibát, és kijavítjuk.

- We hebben u nodig.
- We hebben je nodig.
- We hebben jullie nodig.

- Szükségünk van rátok.
- Kellesz nekünk.
- Szükségünk van rád.

- Waar zien we elkaar?
- Waar ontmoeten we elkaar?
- Waar spreken we af?

Hol találkozunk?

- Laten we beginnen.
- Kom, we beginnen eraan.
- Laten we van start gaan.

Kezdjük!

We kunnen niet alles doen, maar we moeten doen wat we kunnen.

Nem tudunk mindent megtenni, de meg kell tennünk mindent, amit tudunk.

- We reisden samen.
- We zijn samen op reis gegaan.
- We hebben samen gereisd.

Együtt utaztunk.

- We hebben het opgelost.
- We hebben het uitgevogeld.
- We hebben een oplossing gevonden.

Rájöttünk.

- We zijn haast een gezin.
- We zijn praktisch familie.
- We zijn nagenoeg familie.

Úgy vagyunk, mint egy család.

We zagen geen spek meer. We zagen Esther.

Már nem szalonnát láttunk, hanem Esztert.

"We rouwden niet alleen, we waren ook verdacht."

nemcsak gyászolók voltunk, hanem gyanúsítottak is.

Kunnen we leren hoe we ervan kunnen profiteren.

képesek leszünk a legjobbat kihozni belőlük,

Maar we weten dat we dit moeten oplossen,

De tisztában vagyunk vele, hogy meg kell tegyük,

Als we willen nadenken over wat we meten,

ha valóban újra akarjuk gondolni a mutatószámainkat,

...en we moeten nadenken over wat we achterlaten.

gondolkodnunk kell, hogy mit is hagyunk magunk után.

We zijn mannen. We gaan het verkeerd doen.

Férfiak vagyunk. El fogjuk szúrni.

We hebben 11 talenversies, we hebben miljoenen kijkers,

11 nyelvi változattal, milliónyi látogatottsággal dolgozunk.

- We zullen het schilderen.
- We zullen het verven.

Majd befestjük.