Translation of "Vakantie" in German

0.011 sec.

Examples of using "Vakantie" in a sentence and their german translations:

- Geniet van je vakantie.
- Fijne vakantie.
- Prettige vakantie!

- Genieße deine Ferien!
- Schöne Ferien!

Prettige vakantie!

Schöne Ferien!

Fijne vakantie.

Genieße deine Ferien!

- Je bent aan vakantie toe.
- U bent aan vakantie toe.
- Het wordt tijd voor vakantie.
- U hebt vakantie nodig.

- Du brauchst Urlaub.
- Sie haben Urlaub nötig.

- Ik heb vakantie nodig.
- Ik ben aan vakantie toe.

Ich brauche Urlaub!

Hoe was je vakantie?

Wie waren deine Ferien?

- Fijne vakantie.
- Prettige feestdagen.

- Wünsche schöne Ferien.
- Frohe Feiertage.

Jij hebt vakantie nodig.

Du bist urlaubsreif.

Geniet van je vakantie.

- Genieße deine Ferien!
- Genieß deine Ferien.

Ik heb geen vakantie.

Ich habe keinen Urlaub.

Hij is op vakantie.

Er ist im Urlaub.

Ik ga op vakantie.

Ich habe Ferien.

De vakantie is bijna om.

Der Urlaub ist fast vorbei.

Je hebt dringend vakantie nodig.

Du benötigst dringend Urlaub.

De studenten zijn met vakantie.

Die Studenten sind in den Ferien.

De vakantie is nu voorbij.

Die Ferien sind jetzt vorbei.

Ik heb een vakantie nodig.

Ich brauche Urlaub!

Hij is uit vakantie teruggekeerd.

Er ist aus dem Urlaub zurückgekehrt.

Ik ben aan vakantie toe.

Ich brauche Urlaub!

Ben je hier op vakantie?

Machst du hier Urlaub?

- Ik ga over drie weken op vakantie.
- Ik vertrek over drie weken op vakantie.

In drei Wochen fahre ich in Urlaub.

Hoe heb jij je vakantie doorgebracht?

- Wie hast du die Ferien verbracht?
- Wie hast du deine Ferien verbracht?
- Wie haben Sie Ihren Urlaub verbracht?
- Wie habt ihr eure Ferien verbracht?

Hij leest graag romans op vakantie.

Er liest in den Ferien gerne Romane.

Heb je al eens vakantie genomen?

- Hast du dir schon einmal Urlaub genommen?
- Haben Sie sich schon einmal Urlaub genommen?

Tot gisteren waren we met vakantie.

Wir waren bis gestern im Urlaub.

Waar ben je met vakantie geweest?

- Wo hast du deinen Urlaub verbracht?
- Wo hast du deine Ferien verbracht?

Ga je dit jaar met vakantie?

Wirst du dieses Jahr in den Urlaub fahren?

Waar ga je heen op vakantie?

Wo machst du Urlaub?

Volgende week ga ik op vakantie.

Nächste Woche fahre ich in Urlaub.

- Ik ben in het buitenland op vakantie geweest.
- Ik was op vakantie in het buitenland.
- Ik heb de vakantie in het buitenland doorgebracht.

Ich habe die Ferien im Ausland verbracht.

Wat doe je gewoonlijk in de vakantie?

Was machst du normalerweise im Urlaub?

Ik heb in de vakantie niets gedaan.

Ich habe im Urlaub nichts gemacht.

Wat heb je in de vakantie gedaan?

Was hast du in den Ferien gemacht?

Tom is met zijn ouders in vakantie.

Tom ist mit seinen Eltern im Urlaub.

De volgende maand gaan wij op vakantie.

Im nächsten Monat fahren wir in Urlaub.

Ik was op vakantie in het buitenland.

- Ich habe meinen Urlaub im Ausland verbracht.
- Ich bin im Urlaub ins Ausland gefahren.

In februari hadden we een korte vakantie.

- Im Februar hatten wir einen kurzen Urlaub.
- Wir hatten einen kurzen Urlaub im Februar.

Wat heb je tijdens de vakantie gedaan?

Was hast du in den Ferien gemacht?

- Het is vakantie.
- Vandaag is een feestdag.

Heute ist Feiertag.

We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.

- Wir hatten einen fantastischen Urlaub in Schweden.
- Unser Urlaub in Schweden war ganz toll.

Het spijt me, dan ben ik op vakantie.

Tut mir leid, da bin ich im Urlaub.

In de vakantie zal ik naar Frankrijk gaan.

In den Ferien fahre ich nach Frankreich.

We hebben een prachtige vakantie in Zweden gehad.

Wir hatten einen herrlichen Urlaub in Schweden.

Ik heb mijn vakantie aan het strand doorgebracht.

- Ich habe meinen Urlaub am Strand verbracht.
- Ich verbrachte meine Ferien am Strand.

Ik heb de vakantie in het buitenland doorgebracht.

Ich habe die Ferien im Ausland verbracht.

We hebben een heerlijke vakantie gehad in Zweden.

- Wir hatten einen wunderschönen Urlaub in Schweden.
- Unser Urlaub in Schweden war ganz toll.

De Duitsers nemen weer vakantie in eigen land.

Die Deutschen machen wieder im Inland Urlaub.

Vandaag is de laatste dag van onze vakantie.

Heute ist unser letzter Ferientag.

Als je geen vakantie neemt dan ga je eronderdoor.

Nimmst du keinen Urlaub, wirst du zusammenbrechen.

We willen de vakantie op een rustige plek doorbrengen.

Wir möchten den Urlaub an einem ruhigen Ort verbringen.

Ik denk dat we in juni op vakantie gaan.

Ich glaube, dass wir im Juni in Urlaub fahren.

Een van mijn taken na schooltijd of tijdens de vakantie

Nach der Schule oder während der Ferien war es meine Pflicht,

Ik ga van 20 juli tot 8 augustus op vakantie.

Ich nehme Urlaub vom 20. Juli bis zum 8. August.

Ik heb leukste vakantie beleefd die je je kunt voorstellen.

Ich habe die schönsten Ferien erlebt, die man sich vorstellen kann.

Zodra we terug zijn van vakantie zal ik u bellen.

Sobald wir aus den Ferien zurück sind, rufe ich Sie an.

Hij heeft zijn vakantie besteed aan het inrichten van zijn huis.

Er hat die Ferien damit verbracht, sein Haus zu verschönern.

Toen ze op vakantie waren, zorgden hun buren voor de hond.

Während sie im Urlaub waren, haben sich ihre Nachbarn um den Hund gekümmert.

Ik begrijp dat je jouw vakantie in Nieuw-Zeeland gaat doorbrengen.

Ich habe gehört, dass Sie Ihren Urlaub in Neuseeland verbringen wollen.

Ze heeft haar man overgehaald de vakantie in Frankrijk door te brengen.

Sie überredete ihren Mann, die Ferien in Frankreich zu verbringen.

Na veel overleg besloten we onze vakantie in Spanje door te brengen.

Nach langer Diskussion beschlossen wir, unsere Ferien in Spanien zu verbringen.

Ik heb gehoord dat u uw vakantie in Nieuw-Zeeland gaat doorbrengen.

Ich habe gehört, dass Sie Ihren Urlaub in Neuseeland verbringen wollen.

Het beste wat ik tijdens de vakantie heb gegeten, was de varkensschenkel.

Das Beste, was ich in den Ferien gegessen habe, war die Schweinshaxe.

Deze vakantie valt echt tegen - we kunnen net zo goed naar huis gaan.

- Dieser Urlaub macht keinen Spaß. Wir könnten ebenso gut wieder nach Hause fahren.
- Dieser Urlaub ist kein Vergnügen. Wir könnten ebenso gut wieder nach Hause fahren.

Er zijn speciale hondenhotels, waar je je hond tijdens de vakantie kunt achterlaten.

Es gibt besondere Hotels für Hunde, wo du deinen Hund für die Zeit der Reise lassen kannst.

En je zou kunnen denken dat het verschillend is als je slechts reist voor vakantie...

Und ihr mögt vielleicht denken, dass es etwas anderes ist, wenn ihr nur in den Urlaub fliegt

Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.

- Wenn man beginnt, seinem Passfoto ähnlich zu sehen, sollte man in den Urlaub fahren.
- Wenn Sie bald so aussehen wie das Foto in Ihrem Pass, sind Sie urlaubsreif.