Translation of "Koekjes" in French

- Ik heb koekjes gemaakt.
- Ik maakte koekjes.

J'ai confectionné des biscuits.

Ik heb koekjes.

- J'ai des biscuits.
- J'ai des cookies.

Alle koekjes zijn stervormig.

Les biscuits sont tous en forme d'étoile.

Wie wil er koekjes?

Qui veut des cookies ?

Ik hou van koekjes.

- J'aime les cookies.
- J'aime les biscuits.

Zij heeft koekjes gebakken.

Elle a confectionné des biscuits.

Ik koop snoep en koekjes.

J'achète des bonbons et des biscuits.

Wie heeft alle koekjes gegeten?

Qui a mangé tous les biscuits ?

Wie heeft alle koekjes opgegeten?

Qui a mangé tous les cookies ?

Deze koekjes hebben de vorm van sterren.

Ces gâteaux sont en forme d'étoile.

De koekjes waren bedekt met een yoghurtlaagje.

Les biscuits étaient recouverts d'une couche de yaourt.

Deze koekjes zijn niet duur, maar ze smaken uitstekend.

Ces cookies ne coûtent pas cher mais ils ont bon goût.

Hij deelde zijn doos koekjes met al zijn vrienden.

Il a partagé sa boite de biscuits avec tous ses amis.

Als je hier was, zouden we samen koekjes bakken.

Si tu étais là, on préparerait des cookies ensemble.

Als niemand de koekjes wil eten, zal ik ze nemen.

Si personne ne veut manger les biscuits, alors je vais les prendre.

Ik heb liever koekjes of snoep dan alcohol, maar ik drink wel.

Je préfère les biscuits ou les bonbons à l'alcool, cela dit j'en bois quand même.

Dorenda is echt een aardig meisje, ze deelt haar koekjes met me.

Dorenda est vraiment une fille gentille, elle partage ses gâteaux avec moi.

Ik zette wat koekjes op tafel en de kinderen aten ze meteen op.

J'ai mis quelques biscuits sur la table et les enfants les ont immédiatement mangés.