Translation of "Ziekenhuis" in English

- Hier is een ziekenhuis.
- Dit is een ziekenhuis.

This is a hospital.

Hier is een ziekenhuis.

This is a hospital.

Waar is het ziekenhuis?

- Where is a hospital?
- Where is the hospital?
- Where's the hospital?

Hier is het ziekenhuis.

Here is the hospital.

- Dat witte gebouw is een ziekenhuis.
- Dat wit gebouw is een ziekenhuis.

That white building is a hospital.

- Hij is momenteel in het ziekenhuis.
- Hij is nu in het ziekenhuis.

He is in the hospital at present.

Werd het ziekenhuis mijn thuis

the hospital became my home,

De receptionisten in het ziekenhuis

the registration specialists at the hospital

Het ziekenhuis is hier dichtbij.

The hospital is near here.

Hij is in het ziekenhuis.

- He is in hospital.
- He's in the hospital.
- He's in hospital.

Ik werk in een ziekenhuis.

I work in a hospital.

Waar is het dichtstbijzijnde ziekenhuis?

- Where's the nearest hospital?
- Where is the closest hospital?

Ik ben in het ziekenhuis.

- I'm in the hospital.
- I'm at the hospital.

Tom moet naar het ziekenhuis.

Tom needs to go to the hospital.

Is er een ziekenhuis dichtbij?

Is there a hospital nearby?

We werken in hetzelfde ziekenhuis.

We work at the same hospital.

Tom werkte in een ziekenhuis.

Tom worked at a hospital.

Ik was in het ziekenhuis.

I was in the hospital.

Ik ging naar het ziekenhuis.

I went to the hospital.

Elaine is in het ziekenhuis.

Elaine is in hospital.

Ik moet naar het ziekenhuis.

- I have to go to hospital.
- I need to go to the hospital.

Ik ga naar het ziekenhuis.

I'm going to the hospital.

Sami reed naar het ziekenhuis.

Sami drove to the hospital.

Lag Tom in het ziekenhuis?

Was Tom hospitalized?

- Tom is nog steeds in het ziekenhuis.
- Tom is nog in het ziekenhuis.

Tom is still hospitalized.

...en snel naar het ziekenhuis brengen.

and get it to the hospital as soon as possible,

Maria haastte zich naar het ziekenhuis.

Mary hurried to the hospital.

Hij is momenteel in het ziekenhuis.

- He is in the hospital at present.
- He's in the hospital right now.

Ik ga vandaag naar het ziekenhuis.

- I go to the hospital today.
- I'll go to the hospital today.

Ze wil in het ziekenhuis werken.

She wants to work at the hospital.

De arts werkt in een ziekenhuis.

The doctor works in a hospital.

Ik wil bij een ziekenhuis werken.

I want to work at a hospital.

Ik ga terug naar het ziekenhuis.

I'm going to go back to the hospital.

Ken reed Tom naar het ziekenhuis.

Ken drove Tom to the hospital.

Tom is in het ziekenhuis beland.

Tom ended up in the hospital.

Ik belde hem vanuit het ziekenhuis.

I called him from the hospital.

Dit ziekenhuis heeft veel nieuwe apparatuur.

This hospital has a lot of new equipment.

- Ze nam de taxi naar het ziekenhuis.
- Ze ging met de taxi naar het ziekenhuis.

She took a taxi to the hospital.

- Ik zou niet in een ziekenhuis willen werken.
- Ik zou niet graag in een ziekenhuis werken.

- I wouldn't like to work in a hospital.
- I wouldn't want to work in a hospital.

- Hij heeft een uur geleden het ziekenhuis verlaten.
- Ze heeft het ziekenhuis een uur geleden verlaten.

She left the hospital an hour ago.

Ik lag een week in het ziekenhuis.

- I was in the hospital for a week.
- I was in hospital for a week.

Tom kreeg een telefoontje van het ziekenhuis.

Tom got a phonecall from the hospital.

Ze is naar een psychiatrisch ziekenhuis gestuurd.

She was sent to a mental hospital.

Dit ziekenhuis wordt door de stad gerund.

This hospital is run by the city.

Tom werd naar een psychiatrisch ziekenhuis gestuurd.

Tom was sent to a mental hospital.

Tom is nog steeds in het ziekenhuis.

Tom is still in the hospital.

Ik bezoek mijn grootmoeder in het ziekenhuis.

- I'm visiting my grandmother in the hospital.
- I'm visiting my grandmother in hospital.

Ik wil niet naar het ziekenhuis gaan.

I don't want to go to the hospital.

Ik moest Tom naar het ziekenhuis brengen.

I had to take Tom to the hospital.

Ik zou graag in een ziekenhuis werken.

- I want to work at a hospital.
- I'd like to work at a hospital.
- I want to work in a hospital.

Tom nam een taxi naar het ziekenhuis.

Tom took a taxi to the hospital.