Translation of "Dochter" in English

- Bel uw dochter.
- Roep uw dochter.
- Bel jullie dochter.
- Roep jullie dochter.
- Roep je dochter.
- Bel je dochter.

Call your daughter.

- Bel uw dochter.
- Bel jullie dochter.
- Roep je dochter.
- Bel je dochter.

Call your daughter.

- Bel mijn dochter.
- Roep mijn dochter.

Call my daughter.

- Bel jullie dochter.
- Bel je dochter.

Call your daughter.

- Is je dochter blind?
- Is uw dochter blind?

Is your daughter blind?

- Hij had één dochter.
- Hij had een dochter.

He had one daughter.

- Ze is jouw dochter.
- Ze is uw dochter.

She's your daughter.

- Hoe heet jouw dochter?
- Hoe heet hun dochter?
- Hoe heet uw dochter?
- Wat is de naam van uw dochter?

- What's your daughter's name?
- What is your daughter's name?

De dochter breit.

The daughter knits.

- Uw dochter is aan de drugs.
- Je dochter gebruikt drugs.

Your daughter's on drugs.

- Ze is ook jouw dochter.
- Ze is ook uw dochter.

She's your daughter, too.

- Jouw dochter is zeer mooi.
- Je dochter is heel mooi.

Your daughter is very pretty.

Ik heb een dochter.

I have a daughter.

Je dochter gebruikt drugs.

Your daughter's on drugs.

Dat is mijn dochter.

This is my daughter.

Zo moeder, zo dochter.

Like mother, like daughter.

Hoeveel weegt je dochter?

How much does your daughter weigh?

Je bent mijn dochter.

- You are my daughter.
- You're my daughter.

Is Maria jouw dochter?

Is Mary your daughter?

Mijn dochter heeft weeën.

My daughter is in labor.

Tom had één dochter.

Tom had one daughter.

Dit is mijn dochter.

This is my daughter.

Hoe heet hun dochter?

What's your daughter's name?

Hij had één dochter.

He had one daughter.

Mijn dochter is blond.

My daughter is blonde.

Mary is mijn dochter.

Mary is my daughter.

Haar dochter heeft buikpijn.

Her daughter has a stomachache.

- Tom heeft een dochter van dertien.
- Tom heeft een dertienjarige dochter.

Tom has a 13-year-old daughter.

- Hoeveel moet mijn dochter eten?
- Hoeveel zou mijn dochter moeten eten?

How much should my daughter be eating?

- Tom trouwde met de dochter van Mary.
- Tom trouwde met Mary haar dochter.
- Tom trouwde met Mary's dochter.

Tom married Mary's daughter.

- Jouw dochter is geen kind meer.
- Jullie dochter is geen kind meer.

- Your daughter is not a child anymore.
- Your daughter isn't a child anymore.

- Maria heeft een dochter ter wereld gebracht.
- Maria heeft een dochter gebaard.

Mary gave birth to a daughter.

- Ik ben Maria, de dochter van Tom.
- Ik ben Maria, Toms dochter.

I'm Mary, Tom's daughter.

Haar oudste dochter ging trouwen.

Her oldest daughter got married.

Zijn dochter wil advocaat worden.

His daughter wants to be a lawyer.

Jouw dochter is zeer mooi.

Your daughter is very pretty.

Mijn dochter lijdt aan osteoporose.

My daughter suffers from osteoporosis.

Ik heb mijn dochter gefotografeerd.

I have photographed my daughter.

Is dat niet Toms dochter?

Isn't that Tom's daughter?

Mijn dochter wil een piano.

My daughter wants a piano.

Mijn dochter houdt van eigeel.

My daughter likes egg yolks.

Ik heb een jonge dochter.

I have a young daughter.

Wanneer werd je dochter volwassen?

When did your daughter come of age?

Mijn dochter houdt van muziek.

My daughter loves music.

Ze heeft een grote dochter.

She has a daughter who is tall.

Sami's dochter droeg de hijaab.

Sami's daughter wore the hijab.

Mijn dochter is lerares Spaans.

My daughter is a Spanish teacher.

Mary is onze oudste dochter.

Mary is our oldest daughter.

Maria is mijn geadopteerde dochter.

Mary is my adopted daughter.

- Ze is zoals een dochter voor mij.
- Zij is zoals mijn echte dochter.

She's like my own daughter.

- Mijn dochter is nog een kind.
- Mijn dochter is nog maar een kind.

My daughter is but a child.

- Ze heeft een dochter genaamd Mary.
- Ze heeft een dochter die Mary heet.

She has a daughter named Mary.

- Tom kocht een cadeautje voor zijn dochter.
- Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.

- Tom bought a present for his daughter.
- Tom bought a gift for his daughter.

Ze is trots op haar dochter.

- She takes pride in her daughter.
- She is proud of her daughter.

Mijn dochter is gek op touwtjespringen.

My daughter loves jumping rope.

Mijn dochter gaat in juni trouwen.

My daughter will get married in June.

Hun dochter beweert monsters te zien.

Their daughter claims to see monsters.

Hij wil met mijn dochter trouwen.

He wants to marry my daughter.

Ik kijk tv met mijn dochter.

I watch television with my daughter.

Zij is zoals mijn echte dochter.

She's like my own daughter.

Ze zijn fier over hun dochter.

They are proud of their daughter.

Mijn dochter heeft een denkbeeldige vriend.

My daughter has a make-believe friend.

Ze is jonger dan zijn dochter.

She's younger than his daughter.

Hoe gaat het met je dochter?

- How is your daughter?
- How's your daughter?