Examples of using "نأكل" in a sentence and their dutch translations:
- Wij eten appels.
- We eten appels.
- We zijn appels aan het eten.
We eten omwille van twee redenen.
Wat eten we vanavond?
En dan kunnen we vanavond eten.
Het rauwe ei?
We eten vaak samen.
eten we het plastic dat zij hebben gegeten.
Dus, wat eten we?
We ontbijten in de keuken.
We eten om te leven, we leven niet om te eten.
of pijn te vermijden, zoals honger lijden.
En als we deze avond eens buiten gingen eten?
Dus moeten we eten wat we hebben? Of proberen iets stevigers te vinden?
Als je kunt eten in het wild, doe het dan. Dus, wat eten we?