Translation of "التفاح" in Dutch

- إننا نأكل التفاح.
- نحن نأكل التفاح.

- Wij eten appels.
- We eten appels.
- We zijn appels aan het eten.

- هل تحب التفاح؟
- هل تحب أكل التفاح؟

- Vind je appels lekker?
- Hou je van appels?

إنهم يأكلون التفاح.

- Ze zijn appels aan het eten.
- Zij eten appels.

أنت تحب التفاح.

Je houdt van appels.

- ماذا تفضل أكثر، التفاح أم الموز؟
- ما الذي تحبه أكثر، التفاح أو الموز؟
- أتحب التفاح أكثر أم الموز؟

Waar hou je het meest van: appels of bananen?

لا يحب كل الأطفال التفاح.

Niet alle kinderen houden van appels.

هناك القليل من التفاح على الشجرة ، أليس كذلك؟

Er hangen enkele appels aan de boom, niet?

وما يقارب 800 صنف من التفاح تنمو في الولايات المتحدة.

en bijna achthonderd benoemde appelrassen in de Verenigde Staten.