Examples of using "John'un" in a sentence and their dutch translations:
Johns rechtvaardiging was vrij eenvoudig:
De hand van Jan is rein.
Het is de appel van John.
Ik hoop dat John komt.
Tom is de tweelingsbroer van John.
- Ik zat dicht bij John.
- Ik zat naast John.
Ze wist dat John van haar hield.
- Ik zette mij tussen Tom en John.
- Ik ben tussen Tom en John gaan zitten.
John heeft vijf appels.
Tom draagt de schoenen van John.
John heeft twee zonen.
Tom liet Mary een foto van John zien.
Tom en Mary waren op de begrafenis van John.
John heeft een Japanse auto.
Tom gaf Maria Johns nummer.
Mary en John kunnen allebei niet zwemmen.
John heeft een natuurlijk talent voor tennis.
Tom vertelde Mary dat John daar zou zijn.
Tom en Mary leken niet te begrijpen wat John hen wilde laten doen.
Niemand lijkt te weten waar John is.
Tom had nooit enig besef dat Maria en John aan het daten waren.
John heeft vijf appels. Hij geeft er één aan Maria. Hoeveel peren zitten er nog in de zak?
John heeft twee zonen.