Translation of "Bak" in Dutch

0.058 sec.

Examples of using "Bak" in a sentence and their dutch translations:

Bak, bak!

Kijk, kijk!

Bak!

Kijk!

- Sözlüğünde ona bak.
- Sözlüğe bak.

Zoek het op in je woordenboek.

"Bak." dedi.

"Kijk," zei ze.

Rahatına bak.

Maak het je gemakkelijk!

Bana bak.

Kijk me aan.

Etrafına bak.

- Kijk om je heen.
- Kijk rond.

Arkana bak!

Kijk achter je!

Oraya bak.

Kijk daar!

Şuna bak!

Kijk eens aan!

Yakından bak.

Kijk dichterbij.

Önüne bak.

Kijk vooruit.

Tekrar bak.

Kijk nog eens.

Gökyüzüne bak.

- Kijk naar de lucht.
- Kijk naar de hemel.

Gözlerime bak.

- Kijk in mijn ogen.
- Kijk me in de ogen.

Arkana bak.

Kijk achter je.

Ona bak.

Kijk naar hem.

Buraya bak.

Kijk hier.

Resme bak.

Bekijk de afbeelding.

Tadına bak.

- Proef maar!
- Proef eens.
- Proef maar.

Bize bak.

Kijk ons aan.

Aynaya bak.

Kijk in de spiegel.

Aya bak.

Kijk naar de maan.

Manzaraya bak.

Kijk eens wat een uitzicht.

Fiyata bak.

Kijk naar de prijs.

Kediye bak.

Kijk naar de kat.

Kameraya bak.

Kijk in de camera.

Geleceğe bak!

- Kijk de toekomst in!
- Kijk naar de toekomst.

Akasya'ya bak!

Kijk, een acacia!

Yukarı bak.

- Kijk omhoog.
- Zoek op.

Buraya bak!

Kijk hier!

Bak dalgana.

Ieder zijn ding.

- Kendi işine bak.
- Kendi işlerine bak.

- Bemoei je met je eigen zaken.
- Steek je neus niet in andermans zaken.
- Dat gaat je niks aan.
- Bemoei je niet met andermans zaken!

Sözlüğünde ona bak.

Zoek het op in je woordenboek.

Oradaki koalaya bak.

Kijk eens naar die koalabeer daar.

Kendine iyi bak.

Hou je haaks.

Sadece aynaya bak.

Kijk gewoon in de spiegel.

Aynada kendine bak.

Bekijk je in de spiegel.

Mary'nin yaptığına bak.

Kijk wat Mary aan het doen is.

Kendi işine bak.

Bemoei je met je eigen zaken.

Daha yakından bak.

Bekijk het van naderbij.

Ne olduğuna bak.

Kijk eens wat er gebeurd is.

Bak! Kedi mutfakta.

Kijk! De kat is in de keuken.

Bak, gerçekten meşgulüm.

Luister, ik heb het erg druk.

Bak anne, okuyabiliyorum!

Kijk mama, ik kan lezen!

Kendine iyi bak!

- Pas goed op jezelf!
- Wees voorzichtig!
- Hou je haaks.

Pencerenden dışarıya bak.

Kijk uit je raam.

Kelimeye sözlükte bak.

Zoek het woord op in het woordenboek.

Kendi işlerine bak.

Bemoei je met je eigen zaken.

İleri bak, lütfen.

Kijk voor je, alsjeblieft.

Gel şuna bak!

Kom dat zien!

Bu fotoğraflara bak.

- Bekijk eens deze foto's!
- Kijk eens naar deze foto's!

Fiyat etiketine bak.

Kijk naar het prijskaartje.

Bak, annem orada.

Kijk, daar is mijn moeder.

Bak, bir sincap!

- Kijk, een eekhoorn!
- Kijk, een eekhoorn.

Kuyunun içine bak.

Kijk in de put.

Bu resime bak.

Kijk naar deze foto.

Şu resme bak.

Bekijk de afbeelding.

Uyuyan bebeğe bak.

Bekijk de slapende baby.

Arkana bir bak!

Kijk eens achter je!

Etrafına bir bak.

Kijk om je heen.

Bak ne yaptım!

Kijk wat ik heb gemaakt!

Batan güneşe bak.

Kijk naar de ondergaande zon.

Bak! O geliyor!

Kijk! Ze komt eraan!

Elinin ayasına bak.

Kijk naar de palm van je hand.

Bak! Tren orada!

Kijk! Daar is de trein!

Bak, bir sincap.

- Kijk, een eekhoorn!
- Kijk, een eekhoorn.

Onun poposuna bak.

Kijk naar haar kont.

Sadece dışarı bak.

Kijk maar naar buiten.

Bu eve bak.

Bekijk dit huis.

- Şu yüksek dağa bak.
- Bu yüksek dağa bak.

- Bekijk deze hoge berg.
- Kijk naar die hoge berg!

Lütfen oğlumuza iyi bak."

Zorg alsjeblieft goed voor onze zoon."

Kırmızı çatılı eve bak.

Kijk naar het huis met het rode dak.

Bak, tren buraya geliyor.

Kijk, hier komt je trein.

- Mantıksız!
- Delinin zoruna bak!

- Onzin.
- Onzin!
- Retteketet!
- Flauwekul!
- Larie zeg ik u!
- Dwaasheid.
- Nonsens.
- Gelul!

Şu şeyin büyüklüğüne bak!

Kijk eens hoe groot dat is!

Oradaki büyük binaya bak.

Kijk naar het grote gebouw daar.

Gel de tadına bak!

Kom proeven!

Tom'un bu resmine bak.

Kijk naar deze foto van Tom.

Bu Japon arabasına bak.

Kijk naar deze Japanse auto.

Seninle konuşurken bana bak!

- Kijk me aan als ik tegen je praat.
- Kijk me aan als ik tegen je praat!

Gel ve buna bak!

Kom dat zien!

Hey, ne yapabildiğime bak!

Hé, kijk eens wat ik kan!

Meydandaki şu direğe bak.

Kijk naar die paal in het pleintje.

Sözlükte bu kelimeye bak.

Zoek dat woord op in het woordenboek.

Şu kırmızı binaya bak.

Kijk naar dat rode gebouw.

Bak, Ben hayır dedim!

Ik zei nee!