Examples of using "Apartman" in a sentence and their dutch translations:
- Mijn woning is nabij.
- Mijn flat is nabij.
- Mijn appartement is dichtbij.
Ik woon in een appartement.
- Hij woont in een appartement.
- Hij woont in een woning.
- Mijn appartement is in de buurt.
- Mijn appartement is dichtbij.
Ik deel een woning met mijn broer.
Het kan moeilijk zijn om een appartement te vinden.
Dit appartement is groter dan alle andere in dit gebouw.
konden mijn ouders een appartementsblok bouwen
Hij woont alleen, in een appartement.
- Heeft de flat drie slaapkamers?
- Heeft het appartement drie slaapkamers?
Hoeveel huur betaal je voor het appartement?