Examples of using "Ait" in a sentence and their dutch translations:
Wij horen hier niet.
Ik hoor hier niet thuis.
Deze is van Tom.
Daar hoort het thuis.
Van wie is dit?
Deze laptop is van mij.
Het is ons een genoegen.
Deze boeken zijn van mij.
Ik bezit deze man.
- Dat behoort nu aan mij.
- Nu is het van mij.
Ik denk dat dit van jou is.
Deze cd is van hem.
- Dit is zijn auto.
- Deze auto is van hem.
Dat is niet van mij.
De pet is van hem.
Het was mij een genoegen.
maar het is niet echt van mij.
Dit zijn opnieuw beelden van dezelfde plek.
Ik wil een eigen kamer.
Die fiets is van onze school.
Het huis waar ik woon, is van mijn ouders.
De eerste is dat we vaak heel weinig ervaring hebben
- Ik zal nemen wat van mij is.
- Ik neem wat van mij is.
Kijk, dat is een groot zoogdier.
Pepe Mujica kwam met het idee van Plan Juntos.
Niet alle boeken op tafel zijn van mij.
Deze vier weken zijn van ons alleen.
Hoe weet ge dat het van haar is?
Ze heeft een grote kamer voor zich alleen.
Elk land heeft zijn nationale vlag.
Dit boek is van jou. Het is niet van mij.
Dit boek is van Tony.
Tom heeft geen creditcard.
Dat huis is van mij.
hoorde ik niet meer bij de wereld van de zieken.
Er wordt aangenomen dat walvissen hun eigen taal hebben.
kunnen kinderen nieuwe klanken horen zoals wij later niet meer kunnen.
Geen enkele van deze is van mij.
wat dan weer gedachten en herinneringen aan een voorbije vakantie oproept,
En ik dacht: dit is waar ik thuishoor.
Het is nooit een goed idee... ...om iets van amfibieën rouw te eten.
Weten jullie van wie deze auto is?