Examples of using "Telefónica" in a sentence and their dutch translations:
- Ik moet even telefoneren.
- Ik moet een telefoontje doen.
Het nieuwe telefoonboek is er!
Het telefoongesprek duurde zes uur.
Tom rende en rende, totdat hij uiteindelijk de telefooncel zag.
Waar is de dichtstbijzijnde telefooncel?
Tom stond op het punt het belangrijkste telefoontje van zijn leven te plegen.
De wetenschappers van de twintigste eeuw stelden de hersenen voor als een telefooncentrale.