Translation of "Panadería" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Panadería" in a sentence and their dutch translations:

- Fui a la panadería.
- He ido a la panadería.

Ik ben naar de bakker geweest.

Fui a la panadería.

Ik ben naar de bakker geweest.

Enviaste pan desde tu panadería.

Je hebt een brood gezonden uit je bakkerij.

Disculpe. ¿Dónde está la panadería?

Excuseer. Waar is de bakkerij?

Mi padre tiene una panadería.

Mijn vader heeft een bakkerij.

La panadería está en la esquina.

De bakker zit op de hoek.

La panadería está en la calle Pino.

De bakkerij bevindt zich in de Pinostraat.

Compré una hogaza de pan en la panadería.

- Ik heb een brood gekocht bij de bakker.
- Ik kocht bij de bakker een brood.

Ella está comprando una torta en la panadería.

Ze is een taart aan het kopen in de bakkerij.

La panadería está a la vuelta de la esquina.

De bakkerij is om de hoek.

La chica que trabaja en la panadería es guapa.

Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.

La niña que trabaja en la panadería es linda.

- Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.
- Het meisje dat in de bakkerij werkt, is lief.

Nuestra gente no toma un taxi hasta la panadería.

Onze mensen gaan niet met de taxi naar de bakker.

La joven que trabaja en la panadería es linda.

Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.