Translation of "Halloween" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Halloween" in a sentence and their dutch translations:

¡Feliz Halloween!

Vrolijk Halloween!

Odio Halloween.

Ik haat Halloween.

¿Cuándo es Halloween?

Wanneer is het Halloween?

Me encanta Halloween.

Ik hou van Halloween.

Halloween se celebra en octubre.

Halloween wordt in oktober gevierd.

Sucedió en la noche de Halloween.

Het gebeurde op halloweenavond.

A los niños les encanta Halloween.

Kinderen houden van Halloween.