Examples of using "Estos" in a sentence and their dutch translations:
Neem deze aan.
Deze getallen zijn verkeerd.
Deze koptelefoons werken niet.
- Hoeveel heeft deze bril gekost?
- Wat kostte deze bril?
- Zijn dit jouw ski's?
- Zijn dit uw ski's?
- Zijn dit jullie ski's?
Ze zijn allemaal stuk.
Raak die niet aan.
Dit zijn dieren.
- Dat zijn cadeaus.
- Dat zijn geschenken.
Steken die insecten?
Dit zijn bonbons.
Zijn deze van u?
En daarvoor moeten deze twee landen, deze twee krachtige reuzen,
Deze koptelefoons werken niet.
Leer deze namen uit het hoofd.
Zie je al deze kleine topjes?
Verzamel ik een hoop van deze...
Welke gebruiken we?
...en de antistoffen aanvullen.
Al die technologische apparaten
Wie heeft deze schilderijen gemaakt?
Zijn deze bananen rijp?
Deze tomaten zijn smaakloos.
Voor wie zijn deze bedoeld?
Deze studenten zijn Koreanen.
Dat zijn mijn cd's.
Hoeveel kost die broek?
Dit zijn onze boeken.
Deze honden zijn groot.
Die boeken zijn nieuw.
Dit zijn mijn potloden.
Hoeveel kost deze bril?
Zij hebben deze bomen geplant.
Het zijn hun boeken.
Dit zijn onze vijanden.
Deze zijn van Tom.
Deze vieze sokken stinken.
Deze boeken zijn van mij.
- Deze bril is mooi.
- Deze brillen zijn mooi.
Zijn deze oefeningen moeilijk?
Deze paddenstoelen zijn giftig.
Om deze problemen aan te pakken,
En deze debatten zijn belangrijk.
Slangen, noem maar op. Ze vinden het hier prachtig.
Laten we in een paar gaten kijken.
Deze schorpioenen kunnen behoorlijk dodelijk zijn.
en deze kinderen kunnen dat.
Maar deze filters maken fouten.
O, kijk. Ze zijn allemaal kapot...
...en de antistoffen aanvullen.
En hoewel die zogenaamde idioten
Kan ik deze broek passen?
Kies één van deze prijzen.
- Dat zijn heel oude boeken.
- Dit zijn zeer oude boeken.
Deze boeken zijn heel oud.
Deze schoenen zijn van haar.
Deze boeken zijn de beste.
Deze geschenken zijn voor jou.
Kan je deze knopen voor me vastnaaien?
Leer deze namen uit het hoofd.
- Deze paarden zijn van haar.
- Deze paarden zijn van hen.
Dat zijn cadeaus.
Deze diamanten zijn niet echt.
Al deze boeken zijn van mij.
Deze sokken zijn een koopje.
Die schoenen zijn van Tom.
Wiens schoenen zijn dit?
- Van wie zijn die boeken?
- Van wie zijn deze boeken?
Zij zijn onze toekomstige leiders.
Deze broek staat mij goed.
- Waar hebt ge die schoenen gekocht?
- Waar heeft u deze schoenen gekocht?