Examples of using "Enseñar" in a sentence and their dutch translations:
Ik geef graag les.
Onderwijzen is leren.
- Ik wil Frans onderrichten.
- Ik wil Frans onderwijzen.
Onderwijzen vraagt veel geduld.
Hij kan Frans onderwijzen.
Engels onderwijzen is zijn beroep.
kinderen leren lezen?
Ik kan je leren vechten.
Hij is in staat om Spaans te onderwijzen.
in plaats van onze kinderen te leren
Aan kleine kinderen lesgeven is niet makkelijk.
Ik ga je mijn nieuwe auto laten zien.
De bandrecorder is een handig hulpmiddel in het onderwijs.
Ik weet ook dat deze dingen onderwijzen op scholen
- Kun je me leren vliegen?
- Kunt ge mij leren vliegen?
Mijn zus werkt als lerares Engels.
Is meneer Davis naar Japan gekomen om Engels te onderwijzen?
Ik zal jullie leren schaakspelen.
Ik zal jullie wat foto's laten zien.
Laat me je rijbewijs zien, alsjeblieft.
Dat mensen niet veel leren van de lessen uit het verleden is de belangrijkste les die het verleden ons te leren heeft.