Translation of "Dirá" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Dirá" in a sentence and their dutch translations:

El tiempo dirá.

- De tijd zal het zeggen.
- De tijd zal het uitwijzen.
- De tijd zal het leren.

Tom dirá la verdad.

Tom zal de waarheid spreken.

Él no dirá que sí.

Hij gaat geen ja zeggen.

Se te dirá dónde sentarte.

Er zal je gezegd worden waar je mag plaatsnemen.

La enfermera te dirá cómo hacerlo.

De verpleegster zal je uitleggen hoe dat moet.

Tarde o temprano él me dirá todo.

Vroeg of laat zal hij me alles vertellen.

Cualquier médico te dirá que dejes de fumar.

Elke arts zal je vertellen te stoppen met roken.

- ¿Me dirás la verdad?
- ¿Me dirá la verdad?

Zal je me de waarheid vertellen?

Dale a un hombre una máscara y te dirá la verdad.

Geef een mens een masker, en hij zal de waarheid zeggen.