Examples of using "¿tengo" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb hoogtevrees.
- Ik heb acrofobie.
Ik heb honger.
Ik voel me slaperig.
Ik heb een kater.
Ik ben winderig.
Ik heb niets.
Ik heb een vriendin.
Ik heb een hoge bloeddruk.
Ik heb een vriend.
Ik heb mijn twijfels.
Ik heb geen keus.
Ik heb geen geld.
Ik heb geen ticket.
Ik heb geen auto.
Hebbes. Ik heb hem. Zo.
Ik moet erover nadenken.
Ik ben 19 jaar.
Ik heb geen geld, maar ik heb dromen.
- Ik moet studeren.
- Ik moet leren.
Ik heb een pen.
Ik heb een auto.
Ik heb geen alternatieven.
Ik moet het repareren.
Ik heb een computer.
Ik heb niet één zuster maar twee.
- Ik moet gaan.
- Ik moet ervandoor.
- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.
Ik heb sokken, maar ik heb geen schoenen.
Ik heb een visum.
- Ik heb een assistent.
- Ik heb een assistente.
Ik heb twee katten.
- Ik heb een vriend.
- Ik heb een vriendin.
Hoe oud ben ik?
Ik heb een aquarium.
- Ik heb geen keus.
- Ik heb geen alternatieven.
Ik heb morgen les.
Ik heb twee auto's.
Ik heb tien pennen.
Ik heb een balpen.
- Ik heb iets voor je.
- Ik heb iets voor jullie.
Ik heb honger.
Ik heb een woordenboek.
Ik heb weinig geld.
Ik heb geen kat.
Ik heb iets voor jullie.
Hebbes.
Hebbes.
ik heb fantasieën.
Ik heb koorts.
Ik heb een hoge bloeddruk.
Ik heb geld.
Ik heb een hoestbui.
- Ik ben slaperig!
- Ik ben moe!
Ik ben astigmatisch.
Ik heb zusters.
Ik heb het.
Ik heb een kater.
Ik heb oorpijn.
Heb ik gelijk?
Ik ben slaperig.
Ik heb het koud.
Ik heb broers.
Ik heb gelijk.
Ik ben bang.
Ik heb geluk.
Ik ben claustrofobisch.
Ik snap het!
Ik heb het warm.
Ik heb dorst.
Ik heb honger.
Heb ik een gaatje?
Ik heb honger.