Examples of using "создал" in a sentence and their dutch translations:
God heeft de wereld geschapen.
Hij heeft een robot gemaakt.
Wie heeft de zon gemaakt?
God schiep de wereld in zes dagen.
Ik heb een snelkoppeling op het bureaublad gezet.
stak er wat tijd in, bouwde een dorpje met enkele wegen,
Ik heb geweldige fans.
God schiep deze wereld in zes dagen.
Volgens de Bijbel schiep God de wereld in zes dagen.
- God schiep deze wereld in zes dagen.
- God schiep de wereld in zes dagen.
In het begin schiep God de hemel en de aarde.
Volgens de Bijbel schiep God de wereld in zes dagen.