Examples of using "платье" in a sentence and their dutch translations:
De jurk is groen.
Wat een mooi kleed!
De jurk is groen.
Strijk je jurk glad.
Je jurk is heel tof.
- Ze draagt een groen gewaad.
- Ze heeft een groen gewaad aan.
Hiromi draagt een nieuwe jurk.
Mary draagt een blauwe jurk.
Ze is een jurk aan het naaien.
Koop een mooie jurk!
Deze jurk is goedkoop.
Deze jurk is groen.
Maria's jurk is roze.
Koop een mooie jurk!
Waar heb je die jurk gevonden?
Mijn moeder heeft een nieuwe jurk voor me gekocht.
Waarom draag jij mijn jurk?
Ik vind deze blauwe jurk leuk.
Deze jurk is te groot voor mij.
Waar heb je die jurk gevonden?
Ze draagt een blauwe jurk.
Hiromi draagt een nieuwe jurk.
Hoeveel kost deze jurk?
Ze kochten een nieuwe jurk voor haar.
Ik strijk mijn jurk.
Mijn oude jurk is blauw.
Mijn nieuwe jurk is rood.
- Ze droeg een lelijk kleed.
- Ze had een lelijk kleed aan.
Ze was haar jurk aan het strijken.
Die jurk staat u goed.
Deze jurk is goedkoper dan die van jou.
Carols jurk is lang.
Tom kocht zijn dochter een jurk.
- Ze draagt een groene jurk.
- Ze heeft een groene jurk aan.
De jurk kost vijftien euro.
Maria draagt een gele jurk.
Ze heeft een groen gewaad aan.
- Haar kleed is lang.
- Haar jurk is lang.
Ze droeg een rood kleed.
- Kies een jurk die je bevalt.
- Kies een jurk die jullie bevalt.
Ze droeg een zijden jurk.
Mijn grootmoeder maakte me een nieuwe jurk.
Het kleed bestaat uit een dunne stof.
- Het kind draagt een witte jurk.
- Het kind heeft een wit jurkje aan.
Mag ik deze jurk passen?
Ze heeft vandaag een witte jurk aan.
- Ze droeg een wit kleed.
- Ze droeg een witte jurk.
- Waarom draag je geen jurk?
- Waarom draagt u geen jurk?
- Waarom dragen jullie geen jurk?
Ik heb die jurk zelf gemaakt.
Maria is het meisje dat de gele jurk draagt.
Maria droeg een oranje jurk.
Heb jij een witte jurk?
Deze jurk zou je goed staan.
Ze droeg een groene jurk.
Ze droeg een groene jurk.
Mijn moeder heeft een prachtige jurk voor me gemaakt.
Het meisje dat de gele jurk aanheeft is Maria.
- Ik zou dit kleed willen passen.
- Ik zou deze jurk willen passen.
Wie is het meisje in de roze jurk?
Wie is het meisje in de roze jurk?
Mary droeg een donkerbruine jurk.
Ze was als man verkleed.
Ik krijg mijn jurk niet dichtgeritst.
Deze jurk past je precies.
Ik droeg mijn favoriete jurk.
- Maria droeg een lange zwarte jurk.
- Maria droeg een lang zwart kleed.
Ze is laat opgebleven om je jurk af te naaien.
Ik kan niet kiezen welke jurk ik zal kopen.
- Mijn kleed past niet meer.
- Mijn jurk past niet meer.
Deze jurk laat weinig aan de verbeelding over.
Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.
Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.
Haar rose avondjurk trok de aandacht van iedereen.
...in een buitengewone, wiebelige, oude dame in een jurk.
Ze zag er heel mooi uit in haar nieuwe jurk.
Ik had een witte, door mijn moeder gemaakte, jurk.
Dit is de jurk die ik vorige week heb gemaakt.
- Zijn vriendin droeg een rood zomerkleed.
- Zijn vriendin droeg een rode zomerjurk.
Net toen ze klaar was om uit de winkel weg te gaan, zag ze een mooie jurk in de etalage.