Examples of using "отеле" in a sentence and their dutch translations:
Zit jij in dit hotel?
- Is er een kapper in het hotel?
- Is er een kapsalon in het hotel?
Heb je een kamer in het hotel gereserveerd?
- We overnachtten in een goedkoop hotel.
- We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
Tom was niet in het hotel.
Ze is nu in het hotel.
- Ik wil overnachten in het Hilton Hotel.
- Ik wil overnachten bij het Hilton Hotel.
Ik woon in dit hotel.
Ze is nu in het hotel.
Zij hebben een kamer in het Hotel Imperial.
"Heb je een hotelkamer gereserveerd?" "Sorry, nog niet."
Tom annuleerde zijn hotelreservatie.
Ze is nu in het hotel.
Ik meldde me bij een hotel en ging direct naar bed.
Zitten we in hetzelfde hotel?
Tom was niet in het hotel.
Jammer genoeg is het hotel dat je aanbevolen had compleet volgeboekt.
Tom annuleerde zijn hotelreservatie.
Vooraleer te gaan slapen in een hotel, ga eerst na waar de nooduitgang zich bevindt.
Vooraleer te gaan slapen in een hotel, ga eerst na waar de nooduitgang zich bevindt.
Dit hotel heeft gratis wifi.
Tom heeft nog nooit in een hotel verbleven.
In dit hotel zijn er enkel kamers voor niet-rokers.