Translation of "младшая" in Dutch

- Как ваша младшая сестра?
- Как твоя младшая сестра?

- Hoe gaat het met je jongere zus?
- Hoe gaat het met jouw zusje?

Я младшая сестра Тома.

- Ik ben het zusje van Tom.
- Ik ben Toms zusje.

Из двух девочек она младшая.

Van de twee meisjes is zij de jongste.

Мэри - самая младшая сестра Тома.

- Mary is Toms jongste zusje.
- Mary is het jongste zusje van Tom.

Моя младшая сестра ходит в садик.

Mijn zusje gaat naar de kleuterschool.

Моя младшая сестра — учительница, старшая — врач.

Mijn jongste zus is lerares, mijn oudste dokter.

Я самая младшая из трёх сестёр.

Ik ben de jongste van drie zussen.

Моя младшая сестрёнка уже хорошо читает книги.

Mijn jongere zusje kan nu ook al boeken lezen.

- Как твоя сестричка?
- Как твоя младшая сестра?

- Hoe gaat het met je jongere zus?
- Hoe gaat het met jouw zusje?
- Hoe is het met je zusje?

Младшая моя сестрёнка, что же ничего не скажешь мне?

O mijn kleine zusje, waarom zeg je niets tegen me?

- Вчера моя сестра поехала в Кобе.
- Моя младшая сестра вчера поехала в Кобе.

Gisteren is mijn zus naar Kobe gegaan.

- Моя младшая сестра ходит в детский сад.
- Моя сестрёнка ходит в детский сад.

Mijn zusje gaat naar de kleuterschool.