Examples of using "старшая" in a sentence and their dutch translations:
Zij is mijn oudere zus.
Haar oudste dochter ging trouwen.
Zij is mijn oudere zus.
Ik ben je oudere zus.
Zij is mijn oudere zus.
Haar oudste dochter ging trouwen.
Mijn jongste zus is lerares, mijn oudste dokter.
Hun oudste dochter is nog niet getrouwd.
Haar oudere zus is afgelopen maand getrouwd.
Mijn oudere zus speelt goed gitaar.
Mijn grote zus is twee jaar ouder dan ik.
Haar oudere zus is afgelopen maand getrouwd.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
- Tom heeft een zus van 13.
- Tom heeft een 13 jaar oude zus.