Examples of using "жалею" in a sentence and their dutch translations:
Het spijt mij dat ik ernaartoe geweest ben.
Het spijt mij dat ik dat gezegd heb.
Ik heb er spijt van dat ik dat tegen hem heb gezegd.
- Ik betreur mijn beslissing.
- Ik heb spijt van mijn keuze.
- Ik betreur mijn keuze.
- Ik betreur mijn beslissing.
- Ik heb spijt van mijn besluit.
- Ik betreur mijn besluit.
- Ik heb spijt van mijn beslissing.
- Ik heb er spijt van dat huis niet te hebben gekocht.
- Ik betreur het dat huis niet te hebben gekocht.
Het spijt mij dat ik een nieuw huis gekocht heb.
- Ik heb spijt dat ik daarheen gegaan ben.
- Het spijt mij dat ik ernaartoe geweest ben.
Neen, ik heb nergens spijt van.
Ik heb geen spijt van wat ik gedaan heb.