Examples of using "гараж" in a sentence and their dutch translations:
Ga naar de garage.
Zet de auto in de garage.
- Hebben jullie een garage?
- Heeft u een garage?
- Heb je een garage?
Ik schilder de garage.
Ga naar de garage.
Zet de auto in de garage.
Mijn vader veegt de garage.
De garage was leeg