Examples of using "виза" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een toeristenvisum.
Ik heb een visum.
Hoelang is dit visum geldig?
Ik heb een toeristenvisum.
Ik heb een visa nodig om dat land binnen te komen.
Ik had een geldig visum, dus mocht ik het land binnen.
Heb je een visum nodig om naar Australië te gaan als je een Brits paspoort hebt?