Examples of using "нужна" in a sentence and their dutch translations:
- Heb je hulp nodig?
- Hebben jullie hulp nodig?
- Heeft u hulp nodig?
Heb je een lepel nodig?
- Heb je hulp nodig?
- Hebben jullie hulp nodig?
Ik heb hulp nodig.
- Hebt u nood aan gezelschap?
- Wil je wat gezelschap?
Ik heb een hoed nodig.
Hij heeft een ladder nodig.
- Heb je hulp nodig?
- Hebben jullie hulp nodig?
Heeft u een rasp nodig?
- Je hebt hulp nodig.
- U heeft hulp nodig.
- Jullie hebben hulp nodig.
Tom heeft Maria nodig.
U hebt een ziekenwagen nodig.
Ik heb een ladder nodig.
Iedereen heeft hulp nodig.
Hebben jullie haar nodig?
Zij hebben hulp nodig.
U hebt water nodig.
- U hebt water nodig.
- Jullie hebben water nodig.
We hebben hulp nodig hier.
Kunnen we helpen?
Wil je wat gezelschap?
- We hebben een ambulance nodig.
- We hebben een ziekenwagen nodig.
- Ik heb een stempel nodig.
- Ik heb een postzegel nodig.
- Wij hebben uw hulp nodig.
- We hebben jouw hulp nodig.
- We hebben jullie hulp nodig.
- Hebben jullie geen hulp nodig?
- Hebt u geen hulp nodig?
Heb je dit boek nodig?
We hebben jullie hulp nodig.
Heb je onze hulp nodig?
Je hebt gewoon hulp nodig.
- Het land heeft uw hulp nodig.
- Het land heeft jullie hulp nodig.
- Het land heeft jouw hulp nodig.
Wij hebben zijn hulp nodig.
Ik heb zijn hulp nodig.
- Hebben we haar hulp nodig?
- Hebben we hun hulp nodig?
Ik heb een puntenslijper nodig.
Je hebt onze hulp nodig.
We hebben uw handtekening nodig.
Ze heeft onze hulp nodig.
Ik heb echt een baan nodig.
Ik heb alleen een minuut nodig.
Zij hadden hulp nodig.
...ik heb een extractie nodig.
Een kind heeft liefde nodig.
Ik heb wat papier nodig.
Tom heeft kleding nodig.
Kinderen hebben liefde nodig.
Je hebt hulp nodig.
Wij hebben hulp nodig.
We hebben een kaart nodig.
Wij hebben een auto nodig.
Ik heb ondersteuning nodig.
Ik heb een bemanning nodig.
Ze heeft hulp nodig.
Ik heb vissen nodig.
Hij heeft hulp nodig.
Heeft Tom hulp nodig?
- We hebben een ambulance nodig.
- We hebben een ziekenwagen nodig.
Ik heb een baan nodig.
Ik heb een tas nodig.
Ik heb een week nodig.
Zij hebben hulp nodig.
- Ik heb een sigaret nodig.
- Ik moet een sigaret hebben.
Ik heb een liniaal nodig.
Ik heb een toetsenbord nodig.
Ik heb een pen nodig.
- We hebben gerechtigheid nodig.
- We hebben rechtvaardigheid nodig.
Ik heb een plattegrond nodig.
Je hebt liefde nodig.
Tom heeft bescherming nodig.
Tom heeft water nodig.
Wij hebben muziek nodig.
Wij hebben water nodig.
Ik heb water nodig.
Ik heb verf nodig.
Ik heb een lamp nodig.
Tom heeft een transplantatie nodig.
Ik heb een vriendin nodig.
Ik wil een boek.
Ik heb hulp nodig.
Een kind heeft een moeder nodig.
Ik heb de ladder nodig.
Katten hebben liefde nodig.
Honden hebben liefde nodig.
Ik heb een haarborstel nodig.
Hebt u een lepel nodig?
De hulpverleners hebben hulp nodig.